Posts tonen met het label das. Alle posts tonen
Posts tonen met het label das. Alle posts tonen

maandag 14 september 2020

Doorvoeld weten en de kracht van diersporen

In Doorvoeld weten (Trouw, 14 september) vertelt schrijver Sanne Bloemink van het boek De wilde wereld over de zoektocht naar hoe we onze ‘ecologische verbondenheid kunnen erkennen’. Wat me opvalt in het interview is dat we daarvoor onze blik vaak richten op de technologie. Het moet wel een beetje 2.0, sexy en spannend zeg maar. Maar eigenlijk geeft Bloemink zelf ook haarfijn aan waar naar mijn mening de grootste kloof ligt. De meeste mensen hebben geen diepe emotionele natuurervaringen meer, volgens natuurfilosoof Matthijs Schouten van groot belang voor een levenslange band met de natuur. Allerlei organisaties doen hun uiterste best om met programma’s (school)jeugd te betrekken bij natuur, maar die is voor veel kinderen (en volwassen) in het dagelijks leven letterlijk en figuurlijk simpelweg te ver weg om er mee in aanraking te komen. Dat hebben we onder meer veroorzaakt door in grotere dorpen en steden groen als ongebruikte en nutteloze ruimte te bestempelen.

Zou de fietser de sporen van deze das hebben opgemerkt?

Bloemink had haar eigen ‘ervaring’ in de regenwouden van Costa Rica. Net als veel andere Nederlanders moest zij daarvoor blijkbaar naar het buitenland. Daarmee kan de indruk gewekt worden dat zo’n emotionele natuurervaring in Nederland niet meer mogelijk is. Er zijn politici die dat zelfs als politieke agenda hanteren en zeggen dat je voor het zien van bijvoorbeeld groot wild of ervaren van wildernis maar naar het buitenland moet gaan. Hebben we er in Nederland niet te veel last van en kunnen we die ruimte nuttig besteden. Een doodzonde wat mij betreft.

Een spoor waarvan ik jaarlijks veel foto's krijg tegestuurd. Vossen en marters doen zich tegoed aan de bessen van Amerikaanse vogelkers en poepen ineens 'anders'. 

Wildernis in de achtertuin

Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat de wildernis begint in mijn eigen achtertuin, maar hij begint naar mijn stellige overtuiging vooral met de manier waarop ik naar natuur kijk. Die manier van kijken heb ik geleerd van anderen, onder meer van een Poolse lynxenonderzoeker die voor zijn studie naar deze prachtwezens in een tijd zonder hightech-zenders en cameravallen volledig afhankelijk was van zijn sporenkennis. Daar ervaarde ik voor het eerst de enorme verbeeldingskracht van diersporen. Door deze, maar vooral door latere ervaringen dichtbij huis denk ik inmiddels dat je zelfs de meest verstokte stadsbewoner de ogen kunt open door ze te laten zien welke wezens er in zijn of haar directe omgeving zijn te vinden en hoe ze leven. De sporen die dieren achterlaten zijn daarbij een fascinerende ingang en daarmee verbind je oeroude kennis met ons moderne leven.

Huh, is dit door eekhoorns gedaan? Ja, ze gebruiken de bast ter bekleding van hun nesten.

Inheemse volkeren zoals de Noord-Amerikaanse Indianen, de Bosjemannen uit zuidelijk Afrika en de Aboriginals in Australië hadden kennis van diersporen nodig om te kunnen overleven. Daarmee vergaarden ze tegelijkertijd ook een ecologische verbondenheid met hun prooidieren en het landschap. Ze realiseerden zich dondersgoed dat ze er van afhankelijk waren voor hun voortbestaan. Ze  waren dan ook - zoals Annie Proulx prachtig beschrijft in haar meesterlijke roman Schorshuiden -totaal verbijsterd dat Europese kolonisten de basis van die natuurlijke bronnen tegen de vlakte sloegen en landbouw gingen bedrijven. De Indianen werden vervolgens als lui bestempeld omdat ze niet wilden werken op het land. De natuurlijke wereld op zijn kop.

Als je kijkt door de ogen van haas, zie je dat je niet alles moet millimeteren maar stukjes ruigte moet laten staan. Zo'n rommelige pluk is de basis voor een prachtig hazenleger. 

Zonder het te willen romantiseren zouden we ook kunnen leren van de manier waarop de inheemse volkeren naar natuur keken. Door zich te verplaatsen in het dier waar ze een voetafdruk (prent) of een ander spoor van vonden, werden zij dat dier. Dat is nog steeds een leuke bezigheid. Vraag je bij het vinden van een spoor niet alleen af van welk dier het is, maar ook wat hij daar deed, waarom en wanneer hij daar was en waar hij naartoe ging. Na enige oefening merk je dat je steeds meer door de ogen van dieren naar het landschap gaat kijken en ziet wat zij nodig hebben en wij zouden moeten doen of laten.

Veel mensen doen vaak een beetje lacherig over dit ‘Indiaantje spelen’ maar als ze zich laten overhalen om mee te gaan, zijn ze over het algemeen zwaar onder de indruk van wat ze ‘gezien’ hebben. ‘Gezien’ want vaak is er live niet één dier in beeld geweest, maar is er door de sporen en de verhalen wel een scala aan beesten aan hun geestesoog voorbij getrokken. Na niet al te lange tijd merk je dat je door deze manier van kijken zelf steeds meer onderdeel wordt van die natuur en er niet meer vanaf een afstandje naar kijkt. Door deze oeroude 'techniek' wordt natuur steeds meer onlosmakelijk onderdeel van je bestaan. 

zondag 24 mei 2020

Dassenwerk


Veel vers graafwerk op een burcht in het voorjaar lijkt een aanwijzing dat er geen jongen zijn. Interessant gegeven om verder uit te zoeken. 
Mei is de piekmaand wat betreft veldwerk. Doelloos dwalen door bosch en beemd voelt al snel als spijbelen want er moeten gegevens worden verzameld. Vooral met het dassenwerk is het nu druk. Binnen de Dassenwerkgroep Drenthe volgen we in drie studiegebieden de ontwikkelingen van dit prachtige wezen op de voet. Twee van die deelgebieden (Kop van Drenthe en Hart van Drenthe) zitten in een verschillende ontwikkelingsfase. De populatie in de Kop van Drenthe is nog steeds in ‘opbouw’, in het Hart van Drenthe is ze min of meer stabiel.
Het veldwerk bestaat een groot deel van het jaar uit het bezoeken van bekende dassenburchten, het in kaart brengen van de ontwikkeling van zo’n burcht en relaties tussen hoofd-, annex- en bijburchten, het zoeken naar nieuwe vestigingsplekken. We gebruiken daarbij cameravallen om te zien wat er jaarrond op zo’n burcht gebeurt: hoe gedragen de dassen zich in de winter, hoe verplaatsen ze zich over de burchten die soms tientallen verschillende pijpen hebben, wanneer houden ze grote schoonmaak of wanneer komen de jongen voor het eerst naar buiten?

Posten

Maar het allerleukste is het posten bij burchten in mei. Dit doen we natuurlijk omdat het leuk is, maar ook om ons cameravalwerk te controleren. Met andere woorden is het aantal dassen dat we met camera’s vaststellen representatief voor het werkelijke aantal dassen op een burcht. De indruk bestaat namelijk wel eens dat op een dassenburcht met twintig pijpen ook twintig dassen huizen. Maar ik maak regelmatig mee dat er dan maar een of twee dassen op zo’n enorm complex zitten. Een grote burcht is ook geen garantie dat er altijd jongen geboren worden.
Doordat we al vijftien jaar bezig zijn (en in het Hart van Drenthe al sinds begin jaren negentig) wordt het steeds interessanter. ‘Verveelt het nou nooit’, vroeg iemand me laatst. ‘Je zit uren naar een paar bulten zand te kijken, wordt helemaal lek geprikt door de muggen en best vaak zie je helemaal niks.’ Dat klopt, als er geen jongen zijn komen dassen vaak zo laat naar buiten dat het al te donker is om ze nog goed te kunnen zien. Maar ook dan blijft het posten voor mij een verrijkende tijdsbesteding. Er gebeurt namelijk altijd wel iets. Een roodborst die nachtvlinders van de boomschors plukt, een reebok die luidend blaffend door het bos trekt of merels en zanglijsters die tegen de schemering nog een keer vol een lied inzetten. En ook als er écht niets zou gebeuren, is dat winst want je hoeft daarna geen meditatielessen meer te volgen.

Zintuigen

Het ‘verplicht’ stilzitten met alle zintuigen op scherp, maken het zoals gezegd tot bijzondere avonden. Steeds weer controleer je de windrichting. Komt die nog wel uit de goede hoek? Met je ogen scan je voortdurend de zandhopen af of tuur je met je verrekijker wat dieper het bos in. Elke kraakje of ritseltje schrijf je toe aan dassen die er wel zijn, maar die je niet kunt zien. Maar eigenlijk is deze alertheid helemaal niet nodig. Als dassen verschijnen, zijn ze er even plotseling als onontkoombaar. Met een beetje mazzel blijven ze een tijdje rond de burcht hangen en kun je met een stille camera mooie foto’s maken. Soms vertrekken ze vrijwel meteen om te gaan foerageren en zie je ze niet weer terugkomen. Maar ook dat zou ik nooit een mislukte avond noemen. En bovendien, er is altijd kans op een toetje weet ik nu.

Jonge das, scharrelend in de berm van een bospad. 

Afgelopen vrijdag liep ik na een paar genoeglijke uurtjes, maar voorzien van honderden muggenbulten, terug naar de auto die op een paar honderd meter afstand op een bospad stond. In de berm scharrelde een van de jonge dassen die een uurtje daarvoor met moeders van de burcht was vertrokken om te gaan foerageren in het omliggende bos. Even keek de jonge das mijn kant op alsof hij wat spottende wilde zeggen: je had vanavond om meerdere redenen beter in de auto kunnen blijven zitten vriend. Daarna ging hij onverstoorbaar door met zoeken naar kevers, larven en andere lekkernijen.

donderdag 11 januari 2018

Beestachtig mooie lezing van Tonnie Sterken

Mijn natuurvriend Tonnie Sterken is al meer dan een halve eeuw natuurman in hart en nieren. Ik leerde hem ruim tien jaar geleden kennen als de man die de roofvogels inventariseerde in de boswachterij Veenhuizen. Ons eerste gesprekje ging over het verdelen van dat werk. Hij doet vanaf dat moment het zuidelijke deel van de boswachterij, ik het noordelijke deel. Maar al snel trokken we er ook regelmatig samen op uit.

In de loop der jaren verbreedde Tonnie zijn horizon en werd een van de fanatiekste dassenspeurders die ik ken. En daarna volgden bijna als vanzelf de boommarters, de otters, de bevers en nog veel meer. Al jaren legt hij veel van die dieren vast met zijn cameravallen. Tonnie heeft een bijzonder talent om die camervallen precies op die plek te zetten waar de dieren langskomen en interessant gedrag laten zien. Hij heeft inmiddels duizenden van die filmpjes verzameld.

Nu verzorgt hij op verzoek voor groepen een prachtige lezing met zijn mooiste filmpjes. Bevers die modder naar hun burcht dragen, uitbundig spelende jonge dassen, otters die rollend onder een brug hun territorium markeren, allerlei vogelsoorten enzovoort. Bij die beelden weet Tonnie ook nog eens prachtige verhalen te vertellen. Kortom, een echte aanrader. Wil je Tonnie boeken, dan kun je contact met hem opnemen via de mail tonniesterken@kpnplanet.nl.

Hieronder een mooi voorbeeld uit zijn repertoire. Een ottermoeder, spelend met haar jong. Wel even op groot scherm bekijken.


maandag 27 november 2017

De vossen van Weil

Prachtige prenten van een vos, gevonden in in Havelte in betere tijden.

De regen van de laatste dagen heeft van elk favoriet zandpad een heuse rivier gemaakt. Al dagen kijk ik reikhalzend uit naar op zijn minst een droge nacht. Ik wil namelijk zo graag weer eens een mooie vossenprent vinden. Aan de andere kant dank ik de almachtigen van deze wereld op mijn blote knietjes dat ik überhaupt weer in de regen buiten kan lopen. 

De afgelopen vier weken werden namelijk nogal in beslag genomen door het herstellen van de Ziekte van Weil, een vrij heftige bacteriële infectie die onder andere wordt verspreid via de urine van bruine ratten. Ik ben tien dagen heel ziek geweest en moest vijf dagen in het ziekenhuis verblijven met als dieptepunt acuut lever- en nierfalen. Door een tijdige diagnose en dito behandeling - ook al was de eerste sneltest negatief - is me erger leed waarschijnlijk bespaard gebleven en zijn mijn nieren in ieder geval volledig hersteld. 

Na twee weken aansluitende wandel- en bankligrevalidatie voelde ik me vandaag weer sterk genoeg om wat te struinen in een stukje bos wat verder van huis. Ik verheugde me op het zwerftochtje, maar had, zoals altijd, ook een boodschappenlijstje. Ik was bijvoorbeeld nieuwsgierig hoe het de das verging die een tijdje geleden serieuze plannen leek te hebben voor het bouwen van een nieuwe burcht. Als basis gebruikte hij een verlaten en nagenoeg dichtgegroeid vossenburchtje. Een maand of twee geleden toen ik er voor het laatst was, had hij (of zij) dit uitgebreid met 2 nieuwe pijpen.

Verse latrine van een das. 


Er was niet veel veranderd, al kon ik zien aan de vele wroetsporen in de grond en aan het feit dat de reëenwissel die vlak lang een burchtje loopt een stuk breder was geworden dat er in ieder geval nog 1 das rondscharrelt. Ongeveer 25 meter verderop vond ik een nieuw burchtje met vers vergraven zand en net buiten het bos een al even verse latrine. Maar ook op deze nieuwe plek was het grondverzet nog niet heel indrukwekkend. Maar zo gaat het vaak. Een tijdje lijkt het alsof een das op zo'n plek een beetje aan het klussen is met een zomerhuisje en dan ineens, vaak als er een partner is gearriveerd, verandert het zomerhuisje in no time een kasteel.

Uitwerpsel van das in de latrine. Ze eten nu nog mais van de overgebleven kolven op de akkers. 
Ik struinde verder zuidwaarts en koerste aan op een stuk met oude fijnsparren. Ik hou van dit soort bossen. De bodem is er bedekt met een dik en zacht mostapijt. Je zou er even kunnen gaan liggen en toen ik weer thuis was bedacht ik me pas dat ik gewoon had moeten doen. Maar ik had de eekhoorns in de kop. Zo lang ik me kan herinneren vind ik hier al afgekloven kegels van sparren als teken van hun aanwezigheid, terwijl ik ze zelf hier nog nooit gezien heb. Het laatste tijd kwamen daar echter geen verse afgekloven kegels meer bij. En ook de mij bekende eekhoornnesten in de lariksen even verderop zijn nu oud en vervallen. Het lijkt alsof de eekhoorns uit dit bos verdwenen zijn. En ik krijg de indruk dat dit in meer bossen in Drenthe aan de gang is. Maar dat zou ik natuurlijk beter moeten onderzoeken voor ik dat beweer.

In een ander gedeelte van het bos vond ik een mooi stammetje dat door een zwarte specht aan grote splinters was gehakt. Ik zag aan de lege keverlarvegangen in het hout dat was overgebleven dat hij een groot aantal eiwitbommetjes had bemachtigd. Nu mieren nauwelijks meer actief zijn, neemt het aandeel keverlarven in het zwarte spechten-menu weer toe. En het is iedere keer weer fascinerend om te zien hoe groot die houtsplinters zijn die een zwarte specht uithakt om bij die larven te komen. Probeer het zelf maar eens met een mes of schroevendraaier. Dat valt nog niet mee!

Foerageersporen op keverlarven door zwarte specht. 


Tot slot liep is dus nog even over een van die al eerder genoemde verregende zandpaden in de ijdele hoop op de prent van een vos. Ze hebben er zelf natuurlijk geen benul van, maar de wetenschap dat er buiten altijd vossen zullen zijn, was voor mij, 'gevangen' binnen de vier muren van dat ietwat treurige ziekenhuis, een buitengewoon opbeurende gedachte. 

dinsdag 22 augustus 2017

Natuurspoorjournaal #104 - Ochtenddas

Loopspoor van een das in de buurt van Elp. 
Het voordeel van wakker worden ín het bos is dat je ook de diersporen ziet die later in de ochtend al weer verdwenen zijn. Loopsporen van een das in bedauwde gras bijvoorbeeld zoals op bovenstaande foto die is gemaakt in de buurt van Elp. Normaalgesproken ben ik - helaas - niet zo'n vroege vogel, maar om meerdere redenen moet ik daar toch maar eens verandering in brengen. 

Zelfde plek, maar dan de avond er voor.
Want wat is het heerlijk buiten in die ochtenduren. Tien minuten na de vondst van dat dassenspoor, stonden we ons al weer te verlekkeren bij een zwarte ooievaar die in een dampend bosven naar iets eetbaars zocht. Ik heb er geen foto van kunnen maken omdat mijn camera te vochtig was, maar het plaatje zit een week later nog tegen de binnenkant van mijn ogen geplakt. Een plaatje met een - ik durf het bijna niet te zeggen - buitelandse wildernisallure, maar dan gewoon in Drenthe.   

woensdag 26 juli 2017

Natuurspoorjournaal #103 - Konijnenholen

Foto 1. Van afstand een dassenburcht, van dichtbij toch echt 'gewoon' van konijn. 
Onlangs liepen Nicolette en ik een rondje in Westerwolde. Op de hei van Ter Borg zag ik 'in de verte' een grote witte bult zand liggen. Eerste gedachte: tjonge, die das laat wel heel duidelijk zien dat hij er is. En de locatiekeuze was ook wat vreemd. Nu bouwen dassen wel vaker een (bij)burcht in een heideveld(je), maar op de een of andere manier toch altijd een beetje uit het zicht. Ik was dus blij verrast dat ik weer een 'plaatje' aan mijn zoekbeeld kon toevoegen. Dassen blijven immers verrassen.

Grote burchtcomplexen

Maar ter plaatse bleek weer op te gaan dat je eerst even rustig moet kijken. Of zoals mijn maatje René vaak zegt, als je wilt dat het een das is, zie je alleen nog maar das. Deze indrukwekkende hoop zand (foto 1) was echter naar buiten gewerkt door een konijn. Ook een wat atypisch beeld, want er was maar 1 zandkegel. Konijnen leven vaak in groepsverband en daardoor ontstaan meestal grotere burchtcomplexen (foto 2).

Foto 2. 'Klassiek' complex van konijnenburchten. 
Het konijn werd in de twaalfde eeuw vanuit Frankrijk in heel West-Europa ingevoerd en als geschenk (lees jachtwild) uitgewisseld door kloosterlingen en adel. Tot de jaren vijftig van de vorige eeuw was het konijn een wijdverspreide soort in ons land. Door hun sociale levenswijze (ze zijn met veel om het simpel te zeggen) houden ze hun eigen geliefde habitat met korte vegetaties in stand.

VHS

Maar erg goed gaat het niet met het konijn. Ziektes als myxomatose en de twee varianten van VHS (Viral Haemorraghic Syndrome) hebben de populaties een aardige deuk opgeleverd. Na de eerste VHS-uitbraak vanaf begin jaren negentig werd de soort op een mij aantal bekende plekken volledig weggevaagd. In gebieden waar een restpopulatie overbleef waren er snel tekenen van herstel, maar hier zorgde VHS 2 voor een nieuwe klap. Door de hoge stikstofdepositie worden de geschikte terreinen daarna in hoog tempo door verruiging ongeschikt voor hervestiging van konijnen.

Foto 3. Konijn. 
Het konijn wordt ondanks al die tegenslagen nog steeds niet in zijn voortbestaan bedreigd. Vreemd is het wel dat het beeld van plekken die jarenlang door de vele sporen van konijnen werden gedomineerd vrij snel dichtgroeien met bijvoorbeeld pijpenstrootje. Dan zie je pas echt goed hoeveel invloed konijnen op het landschap hebben.

donderdag 13 juli 2017

Mooie das in slecht licht

Mooie das in slecht licht...
De leden van de Dassenwerkgroep Drenthe houden geregeld lezingen. De foto's die we daarvoor gebruiken zijn een beetje sleets aan het worden. Of beter gezegd, al jaren gebruiken we de prachtige foto's die fotograaf Jan Duker een dikke vijf jaar geleden maakte. Toen hadden we het geluk van een burcht op een relatief open plek en waar de dassen vroeg al vroeg op de avond naar buiten kwamen. Jan heeft daar prachtige beelden gemaakt. 
De laatste weken probeer ik voor wat 'vers bloed' te zorgen. Maar dat valt nog niet mee. Of de dassen komen te laat (zon net te ver gezakt), de dassen komen helemaal niet naar buiten (regen), de dassen komen uit een heel andere pijp dan we dachten, de dassen lopen met een te ruime boog om ons heen of de dassen hebben gewoon geen zin om op de foto te gaan en vertrekken op een drafje om te gaan foerageren. Gisteravond lukte het een beetje, zij het al diep in de schemering. Maar het is fotografisch verre van goed.
Hoe voorspelbaar dassen in sommige gedragingen ook zijn, ze verrassen me elke keer weer. Dat vind ik juist ook zo leuk aan ze. Maar nu zouden ze best wel even een tijdje mogen stilstaan (in plaats van steeds met die neus in het bladerdek te wroeten), in een mooi lichtje, op een feeëriek bemost plekje in het bos... 

donderdag 20 oktober 2016

Dassen nemen de wereld over...

Jacht op de das in de 19e eeuw. Gravure uit Engeland. Kunstenaar onbekend. 
In De das is terug. En dat vreet aan boeren. (NRC Next 20 oktober 2016) komen meerdere mensen aan het woord die niet gecharmeerd zijn van de wederopstanding van dit prachtige dier. Er worden voorstellen gedaan als ‘afschieten’, het ‘aantal dassen terug te brengen’ en ‘beheer’. Daarmee bestaat de kans dat de geschiedenis zich herhaalt.
   In 1959 hielden de heer Van de Peppel en Van Wijngaarden immers een schouw door Drenthe om in kaart te brengen waar de das de intensieve vervolging van de decennia daarvoor had overleefd. De conclusie: nergens. Op 1 plek na. In Westervelde rapporteerden ze ‘de laatste belopen dassenburcht van Drenthe’.

Bezit
Deels op eigen kracht en deels door herintroductie in de jaren tachtig is de das terug gekomen. Fascinerend is dat ze de plekken terug vonden waar hun voorouders in de eerste helft van de twintigste eeuw ook woonden. De nieuwe dassen troffen echter een totaal ander landschap aan dan een halve eeuw geleden.  Bijna elke vierkante meter was op de schop geweest en werd door iemand als zijn bezit beschouwd. Maar net als mensen, zijn dassen inventief. Ze benutten nieuwe kansen en schakelen over op nieuwe voedselbronnen. Alleen het wennen aan het moderne verkeer lukt nog niet echt.  
   Er zijn meer soorten die de uitroeiingsgolven van de vorige eeuwen hebben overleefd. Ze komen terug en zoeken in dat, door de mens, totaal veranderde en in beslag genomen landschap een plek. Het is bewonderenswaardig dat ze dat lukt in een tijdperk dat door de geoloog Alexei Pavlov als eerste het antropoceen werd genoemd. Maar blijkbaar is deze natuurlijke ontwikkeling zo bedreigend voor het welbevinden en de welvaart voor onze eigen soort, dat de roep om beheer en beheersing van populaties van andere diersoorten toeneemt. Dieren mogen er zijn, maar we moeten er geen last van hebben.

Dood?
Ja, het is vervelend als er zand in je wintervoer voor de koeien zit. Ja, het is vervelend als dassen (of konijnen) laatste rustplaatsen van geliefde nabestaanden ondermijnen. Ja, het kost geld als dassen een deel van je mais opeten. Maar dat proberen we als beschaafde soort toch op een beschaafde manier op te lossen? Niet alles waar we een beetje last van hebben, hoeft toch meteen dood?
   Misschien is het nog beter en rustgevender om te stoppen met de te denken dat de diersoort mens het middelpunt der dingen is. Melkveehouder Berend Kramer vindt bijvoorbeeld dat de das ‘geen toegevoegde waarde’ heeft voor het menselijke genot van de natuur.  Boer Driessen vergelijkt dassen met het vee van zijn buurman omdat ze ooit de overheid zijn uitgezet. Deze meningen laten zien dat we alles in de hand willen hebben, dat de mens boven de natuur staat en blijkbaar alles dient te gebeuren als het zijn of haar genot maar ten goede komt.
   Ik vrees dat dit een volstrekt onhoudbare ideologie is. Het genot van natuur is geen recht, het is een gift. Datzelfde geldt voor het gebruik van het land. De Engelse schrijver Robert Macfarlane schreef in zijn boek The wild places: ‘Er bestaat een continuïteit tussen het wezen van mensen dat van andere diersoorten. (...) Dieren bewegen zich voort in patronen die veel ouder zijn de geschiedenis.’ Met andere woorden, met het voortdurend bestrijden van andere diersoorten, bestrijden we in wezen onszelf.

woensdag 9 september 2015

Natuurspoorjournaal #82 - Mooie verhalen

Uitwerpsel van vos met nog nagenoeg hele vogelkersbessen.
Woensdag is mijn vrije dag. Althans, op deze dag doe ik wel eens dingen die niet meteen declarabel zijn bij mijn werkgever. Maar concreet verschilt de invulling meestal ook weer niet veel van de overige zes dagen in de week. De natuur is, zeg maar, nooit ver weg.
Een deel van mijn werkweek besteed ik momenteel aan het thema 'groot wild in Drenthe'. En een aantal natuurgebieden waar dit thema actueel is, of beter delen daarvan, ken ik niet zo goed. Daarom had ik een spoorzoekdagje gepland in het zuidelijk deel van het Drents Friese Wold, grofweg de delen die Berkenheuvel en Wapserveld worden genoemd. Kortom, op een dag als deze is dat overbekende gezegde met de woorden nuttig en aangenaam uitgevonden.

Vreemde grond

Het grootste deel van het gebied is in beheer bij Natuurmonumenten en dus bevond ik mij op vreemde grond. Maar zoals mijn natuurvriend Tonnie altijd zo mooi zegt, de natuur kent geen grenzen. Ik dwaalde er dan ook uren rond en liet me leiden door de sporen die ik vond. Voorgekookte routes zijn aan mij niet zo besteed, want dan verdwaal ik subiet. Als je geen route volgt, kun je hem ook niet kwijtraken.
Goed, ik was dus stiekem toch een beetje met mijn werk bezig, maar er zijn vervelender dingen. Ik werd bijvoorbeeld verwelkomd door een prachtige ringslang en een lachende groene specht bij de Tilgrup. Toen ik een smal slingerpaadje volgde, vond ik al snel de eerste van vele vossenuitwerpselen. Ze eten op dit moment veel bessen van Amerikaanse vogelkers, maar die komen er nagenoeg ongeschonden weer uit.
Later op de middag zag ik nog een prachtige addervrouw en kort daarna een vrouwtje hazelworm. Ook kon ik minutenlang een jonge sperwer volgen die probeerde in een groep boerenzwaluwen er eentje te verrassen. Ik vroeg me hardop af waaraan ik al dat moois had verdiend.

Door das uitgegraven hommelnest.
Het mooiste spoor van de dag vond ik aan de rand van een pad. Van een afstandje leek het op een vossenburcht, maar die graven hun nestholen niet meteen langs een drukke ruiterroute. Toen ik dichterbij kwam zag ik op de bodem van het gat nog een paar hommels wat versuft rondjes rennen. Hier was een wespendief of das bezig geweest. Ik heb de laatste tijd regelmatig foto's van uitgegraven wespen- en hommelnesten voorbij zien komen en op basis van de grootte en de grofheid van het graven dacht ik vaak in de richting van wespendief, maar cameravalbeelden wezen bij 1 geval in ieder geval op een das.

Roofvogel of zoogdier?

En ook bij dit spoor dacht ik in eerste instantie aan de gespecialiseerde roofvogel en niet aan het allesetende zoogdier. Maar de prenten die op de zandkegel stonden waren onmiskenbaar van een das. Nu kan het het in theorie natuurlijk zo zijn, dat een das later komt kijken bij een door een wespendief open gelegd hommelnest, maar dat is theorie. In de praktijk moet je het doen met wat er op dat moment te zien is. Een andere aanwijzing waren de relatief dikke boomwortels die doormidden waren. Iets wat eerder past bij de stevige klauwen van een das, dan bij de wat fragielere roofvogelpoten. Al moet je ook zo'n wespendief weer niet onderschatten.
En hiermee geef je wel ongeveer de kern weer van wat spoorzoeken zo leuk maak, je weet lang niet altijd zeker wat er is gebeurd. Met de aanwijzingen die je vindt, probeer je het verhaal te reconstrueren. Je slaat wat je ziet op in je geheugen, maakt een aantekening in je veldboekje en gaat verder. Op zoek naar het volgende mooie verhaal.

Dubbelprent van een vos. Links de achterpoot die over de prent van de voorpoot is afgedrukt.

zaterdag 5 september 2015

Wilde plekken #2 - Trimmende dassen

Voor de ottermonitoring in het zuidelijk deel van de Kop van Drenthe hebben Tonnie Sterken en ik drie camera's geplaatst op strategische plekken (denken we). Twee daarvan zijn stekken die je niet meteen als 'wilde plek' herkent. Zie daarvoor ook de eerste aflevering van deze rubriek. Maar dat is waarschijnlijk vooral een menselijke perceptie.

Die derde plek is wel een wild juweeltje. Erg makkelijk kom je er niet: nat, hoog gras, dicht struikgewas. Kortom een prima plek om een iconisch wilde naam voor te bedenken, zoiets als ... de Leidsestraat. Want zo noemt Tonnie het. Het is een wildwissel over een 'landbruggetje in een zeiknat gebied waar dagelijks verschillende diersoorten langs wandelen.

De laatste tijd laat de otter het echter even afweten, maar er is zoals gezegd meer te beleven zoals deze trimmende dassen. Om 21.25 uur komen ze gezamenlijk aanrennen om 2 minuten later weer terug te gaan richting de burcht. Het is een leuk gezicht. Zo vaak zie je dassen niet rennen. En al helemaal niet door de Leidsestraat.



zondag 22 maart 2015

Natuurspoorjournaal #78 - De das en het vakantiehuisje

Verse wissel van een das. 
Er wordt wel eens een beetje schamper gedaan over de waarde van kennis van diersporen bij fauna-onderzoek. Ik vind dat natuurlijk jammer, niet in de laatste plaats omdat tracking zo'n aangename bezigheid is en niets leuker is als aangenaam en nuttig verenigd kunnen worden. Deze week kwam stuitte ik weer op zo'n voorbeeld waarbij een dierspoor binnen twee gedachtesprongen tot een verheugenswaardige constatering leidde.

Over een walletje zagen Tonnie en ik een verse wissel van een das. Niet iets om je in eerste instantie heel druk over te maken, maar die wissel betekende dat de burcht in de buurt weer bezet was na lange tijd van 'leegte'. Goed nieuws. Op de burcht zelf was echter nog niet zoveel bijzonders te zien: geen graafwerk, geen gesleep met nestmatieraal, geen latrines, nauwelijks wroetsporen. Niet meteen aanleiding om per se te willen weten wat er op die burcht gebeurt. Maar die forse en verse wissel gaf ons juist wel te denken. Dus toch maar een camera geplaatst.

Uit de beelden bleek dat een stevige dassenman zijn intrek in de burcht had genomen. Ook dat is nog niet zo heel spannend, maar dat wordt het wel als je bedenkt dat diezelfde man eerder nog bij zijn vrouwtje op een andere burcht een stuk verderop zat. Het gebeurt vaker dat mannen in de tijd dat er jongen zijn geboren hun heil elders zoeken. De wissel gaf aan dat pa nog wel geregeld even op bezoek gaat bij zijn vrouw, die nu hopelijk vooral haar energie aan haar nakomelingen besteed en haar humeurige man naar het 'vakantiehuisje' heeft gestuurd.

De relatie tussen verschillende burchten is razend interessant en we weten er ook maar zo weinig van. Het is bekend dat dassenfamilies meerdere burchten gebruiken en geregeld wisselen van plek, maar wat de exacte drijfveren zijn waarom en wanneer ze dat doen, weten we (nog) niet. Net zoals veel andere drijfveren van dassenfamillies. Gelukkig maar...

ps. Sinds gisteren is de site www.cybertracker.nl online. Voor meer informatie waarom de methode van Cybertracker zo leuk is, verwijs ik je graag naar dit blog.

donderdag 26 februari 2015

Natuurspoorjournaal #77 - Eindeloze natuur

Sporen van grote bonte specht op zoek naar larven van eikenprachtkever.
Boswachterij Veenhuizen
Ik ben jaloers op Robert Macfarlane en dan vooral op zijn boek The Wild Places. Hij laat je op onnavolgbare wijze voelen hoe het is om buiten zijn. Als ik zijn zinnen lees, voel ik dat het regent, waait, koud is of verlaten, kalm of juist woest en onherbergzaam. Het boek gaat over een fenomeen dat maar moeilijk onder woorden is te brengen, maar Macfarlane komt een heel eind.

Het gaat niet zozeer over wildernis zoals de Nederlandse vertaling van de titel - De laatste wildernis - suggereert. Het gaat misschien al meer over wildheid, of wildness zoals de Engelsen zeggen. Over het wilde of ongetemde. In het kleine bosje vlak buiten zijn dorp als hij bij storm hoog in een beuk klimt, of als hij bijna verzuipt in het Ranoch Moor. Hij wil laten zien dat wildheid nog overal kan zijn, zelfs in een sterk gereguleerde omgeving.

Voor de beleving van dat soort wildheid hoef je inderdaad niet naar de ruige gebieden in Schotland, Wales of Engeland, maar kun je ook gewoon in Nederland blijven. Je kunt daar heel meesmuilend over doen, maar na een dagje zandstralen op het strand van Vlieland of ploeteren door de regenachtige Onlanden snap je wat ik bedoel. Je moet het misschien alleen wat meer opzoeken dan in de Sahara in of de Rocky Mountains.

Dit soort ervaringen zijn wat mij betreft juist ook in Nederland van onschatbare waarde. Ik word er niet alleen blijer van, maar het geeft me telkens weer een bredere kijk op de wereld. Of zoals natuurfilosoof Matthijs Schouten het onlangs zei: 'Grootse natuurervaringen verruimen je denkwereld.'

Dus, met ruig weer juist naar buiten. En je komt dan altijd wel weer iets 'wilds' tegen, zoals vanochtend in de bossen van Veenhuizen. Een grote bonte specht bijvoorbeeld die op een eik naar de larven van eikenprachtkevers had gezocht. Op de grond lagen als bewijs honderden stukjes schors waarachter de lekkernijen verborgen zitten. Of zoals vanmiddag in het Drents-Friese Wold waar collega Jorien Bakker en ik het fenomeen buitenvergaderen naar eigen inzicht invulden.

Tussen het vergaderen door zagen we hoe de dassen uit hun winterrust waren 'ontwaakt' en een paar kakelverse latrines hadden geproduceerd. Niet veel later konden we minutenlang een onvolwassen havik observeren. En we vonden overal prenten van reeën, uitwerpselen van een vos en braakballen van buizerd en bosuil. Toch een stuk interessanter dan de hele tijd naar je vergaderstukken kijken.

Ondertussen werd het steeds minder droog. Op een zeker moment konden we zelfs spreken van een serieus regentje. We kozen daarom voor een omweg richting auto. Ik probeerde nog even onder woorden te brengen hoe we als mensen op verschillende manieren de natuur beleven. 'Voor mij is de natuur vooral eindeloos', zei Jorien. Ik merkte dat haar opmerking bij mij een paar radertjes aan het werk zette. De natuur is inderdaad in zoveel verschillende opzichten eindeloos. In tijd, in ruimte, in herhaling, in beleving...

De eindeloze natuur, ik vond dat in die zeikende regen een buitengewoon geruststellende gedachte.

Latrine van een das. Drents-Friese Wold


zaterdag 25 oktober 2014

Natuurspoorjournaal #70 - Muizendiner op niveau

Eetplaatsjes van een bosmuis in een meidoornstruik. - Uiterwaarden nabij Afferden (GLD)
De hele dag buiten, de eerste helft  met een groep leuke mensen kleitrappen door de uiterwaarden langs de Waal en daarna nog een paar uurtjes alleen over noordelijke Veluwe gestruind. En wat verwacht je dan van zo'n dag? Ergens in het achterhoofd is er de hoop op een grootse ontdekking, maar het eind van de dag zijn het juist al die kleine vondsten samen die zorgen voor groot geluk.

Via Twitter had ik me bij Marcel de Jong opgedrongen. Samen met een stuk of vijftien ander keigezellige kerels onderhouden ze voor Staatsbosbeheer de knotwilgen in uiterwaarden rond Afferden. Omdat ik wel eens in die wereld (nog nooit geweest) wilde rondneuzen en Marcel en zijn kornuiten wel oren hadden naar een dierspoorexcursie in hun territorium, was een deal snel gesloten. In een groot deel van die uiterwaarden is een prachtig 'begrazingslandschap' ontstaan met veel meidoorn. En het terrein van een oude steenfabriek is veranderd in een prachtige ruigte met brandnetel en heel veel grote klis.

Opvallend: het miegelt er van de konijnen. Kom daar in het Drentse maar eens om! Helaas had het de afgelopen nacht in de streek nog behoorlijk geregend, waardoor de kleiige paden al snel veranderen in kleine riviertjes. We vonden dan ook relatief weinig sporen. We moesten hard werken voor een paar reeënprenten en ik had mazzel dat Jos Litjes deel uitmaakt van de knotploeg die tot verbazing van zijn ploeggenoten veel van sporen wist.

Confetti
Ik werd het meest getroffen door een eetplaatsje van een bosmuis op anderhalve meter hoogte in een meidoorn. Het diertje had zich tegoed gedaan aan de bessen van de struik en de restanten lagen als kleine bultjes confetti verspreid op de takken. Even later vonden we de prenten van een vos die in volle vaart door de klei was gedenderd, misschien wel op konijnenjacht. Dat beeld drong zich in ieder geval bij me op.

Een ander klein hoogtepuntje was de herontdekking van een aantal dassenpijpen. Of eigenlijk was het meer een heroriëntatie. Marcel had een jaar geleden de enorme bulten grond ook al eens gefotografeerd en zich verbaasd over het enorme grondverzet. Toen ik erg enthousiast begon te doen dat het mogelijk van das was, liet hij me de foto zien waarop duidelijk nestmateriaal te zien was dat op de 'oprit' lag. Vorig jaar zat er dus nog een das en het zou me niet verbazen als hij er nog steeds is, ondanks een af en toe inwonende vos.

De dag eindigde waar, hij begon. In Vierhouten. Ergens in december mag ik met een andere club vrijwilligers van Staatsbosbeheer op pad. En nu ik er toch weer langsreed, kon ik alvast wel een verkenningsrondje doen. En waar ik me normaal op de Veluwe altijd weer zo verwonder over zoveel sporen, was er nu relatief weinig bijzonders te vinden. Maar toch weer genoeg om met een brede glimlach op het gezicht terug te rijden naar Drenthe.

Veegboom van edelhert - Noord-Veluwe.

vrijdag 19 september 2014

Das ruimt vossenrommel op


Vandaag kwam mijn natuurvriend Tonnie Sterken even langswippen. Samen onderzoeken we in de Kop van Drenthe een gebied van 15 bij 15 kilometer op dassen. In nummer 3 (2014) van Zoogdier hebben we een artikel geschreven over de moeizame herkolonisatie van de streek. We volgen een groot deel van de burchten, vooral die waar opmerkelijke dingen gebeuren, intensief met cameravallen. 
Dit voorjaar was het Tonnie bijvoorbeeld al opgevallen dat drie van onze vaste hoofdburchten ineens door de dassen verlaten waren. Op alle drie de burchten waren geen jonge dassen geboren. Op de cameravallen verschenen daarentegen ineens vossen, later al dan niet met kroost. Bij een burcht konden we met zekerheid de vertrokken de dassen terugvinden. Ze waren naar een klein burchtje, een kilometer noordelijker verhuisd. 
Nu de vossen de jongen al weer een tijdje groot hebben, keren alle drie dassenparen terug naar hun oude burcht. Opvallend daarbij is dat ze meteen overgaan tot een grote schoonmaak. Het is bekend dat vossen soms inwonen bij dassen, maar het lijkt erop dat als de burcht niet al te groot is of dassen geen jongen werpen, ze het gestink van de vossen of de onrust toch niet zo prettig vinden. Als de dassen in kwestie wel jongen hebben, laten ze zich niet door de vossen verdrijven. Bij andere grotere burchtcomplexen zoals in het Hart van Drenthe zie je wel dat er op een burcht zowel jonge dassen als jonge vossen komen, maar dat hebben we in de Kop van Drenthe nog niet vastgesteld. 
De vraag die ons nu bezighoudt is natuurlijk, laten dassen zich inderdaad tijdelijk uit hun burcht verjagen en zo ja, waarom? Kortom, we hebben er weer een leuk uitzoekklusje bij. 

maandag 28 juli 2014

Bronstige reeën op het dak


Een deel van het dassenonderzoek in de Kop van Drenthe doen we met cameravallen omdat de burchten niet of nauwelijks te overzien zijn. Tonnie Sterken neemt een groot deel van de werkzaamheden voor zijn rekening: burchten inspecteren, camera's plaatsen, beelden bekijken, opnieuw camera's plaatsen omdat hij toch bij het verkeerde deel van de burcht hing, weer beelden bekijken en natuurlijk blij of teleurgesteld zijn al naar gelang wat er op de beelden te zien is.
In het onderzoeksgebied in de Kop van Drenthe hebben we inmiddels bijna 15 burchten 'bemonsterd'. De laatste weken pikken we via de cameravallen ook geregeld een intiem stuk van de reeënbronst mee. In bovenstaand filmpje heb ik een compilatie gemaakt van de mooiste beelden die Tonnie bij elkaar sprokkelde in de afgelopen weken. Het meest opvallende is wat mij betreft het shot waar een reebok probeert te paren met een reegeit en waar nog een andere hitsige reebok achteraan sjouwt. De meeste reeboken dulden geen pottenkijkers. Op het tweede shot kun je zien - als je goed kijkt - dat de tong van de reebok uit zijn bek hangt en de reebok zijn lippen opkrult, het zogenaamde flemen.
En tot slot vraag ik me ook wel af wat die dassen vinden van al dat bronstige gedoe op het dak van hun huis...


vrijdag 30 mei 2014

Natuurspoorjournaal #65 - Haren en kegels

'We hebben nog een pluk haar gevonden', brult mijn collega Henk Mulder door de telefoon. Hij is met een andere collega naar een dassenburcht geweest voor een voorverkenning en de vondst begint door de telefoon steeds exotischer vormen aan te nemen. Vooral de kleurcombinatie van de haarpluk fascineert me, roodbruin, wit en donkergrijs. Gelukkig nemen ze dat soort dingen altijd voor me mee. Fijne collega's heb ik.
Toen ik de pluk haar in handen kreeg geduwd, had ik even geen flauw idee. Op een gegeven moment dwaalden mijn gedachten af naar een avondje dassen observeren bij een grote familieburcht. Op die burcht zat naast een stokoude, bijna zilverachtige das, nog een oudje. Bij die das was de overgang van rug niet meer donkergrijs, maar bruinig. Zou het een dassenstaart zijn?
Maar nee, de haren waren veel grof voor een das. Meer zoals het winterhaar van een ree. Maar als het van een ree is, dan moet het een gedeelte van de spiegel of staart zijn. Mogelijk lag er ergens een kadaver en zijn delen van het dier door een das, vos of marter versleept. Misschien was het toeval dat het in de buurt van de burcht lag. In mijn hoofd spelen zich de meest fantastische verhalen af, maar feitelijk ben ik nog steek verder.

Haarpluk van een ree? Mogelijk van het gebied rond de staart. 

Grote schoonmaak
Nee, dan is een muis die zijn huis opruimt een stuk overzichtelijker. 'Ha, een bosmuis heeft een voorjaarsschoonmaak gehouden', denk ik hardop als ik dat prachtige spoor weer eens tegenkom in een bosje bij Norg. Twintig jaar geleden zag ik dat beeld eens op de Veluwe en een gids vertelde me toen dat een bosmuis verantwoordelijk is voor die schoonmaakwoede. Het gekke is dat die uitspraak nog steeds als eerste bij me opkomt als ik het zie.
Maar het gekke is ook,  het hol waar de aangeknaagde larix-kegeltjes voor lagen had geen enkel kenmerk van een bosmuiswoning. Bovendien zijn bosmuizen nu ook weer niet per se van die enorme verzamelaars. Ik ben ook nog nooit zo'n berg tegen gekomen voor een zeker bosmuizenhol (zo eentje met een enorme zandkegel er voor). Rosse woelmuizen zijn daarentegen wel verzamelaars. En het holletje, dat een beetje was weggestopt onder een mosdekje, leek ook veel meer op dat van een woelmuis. En dan schiet me voor de zoveelste keer een uitspraak van Rob Bijlsma te binnen: we roepen maar wat. Inderdaad! En ik sta zelf soms vooraan in de rij.

Een rosse woelmuis (waarschijnlijk) heeft een voorjaarsschoonmaak gehouden.



dinsdag 29 januari 2013

Sneeuwspoorjournaal #2 - Vos eet poep (dl2)

Dan ben je weer terug in Nederland, is het ineens twintig graden warmer en is de sneeuw weg. Het Sneeuwspoorjournaal moet het voorlopig dus even doen met twee afleveringen. Maar ook al knalde het groen me tegemoet vandaag, in mijn hoofd was toch nog even wit. Met een omweggetje weliswaar...

Omdat ik toch in Assen moest zijn, reed ik op de terugweg even langs een van mijn favoriete dassenburchten. De dassen waren flink actief geweest en hadden het vooral voorzien op de maïskolven die onder de sneeuw vandaan waren gekomen. Rond de burcht lag het bezaaid met afgekloven kolven. Even verderop vond ik een paar mestputjes met een paar stevige drollen, vol met maisresten. Grappige was dat die drollen weer als voer hadden gediend voor een... vos. En toen was ik terug in de sneeuw van de Harz.

Want ook daar zag ik hoe een vos poep had gegeten (zie aflevering 1). Van een edelhert weliswaar, maar het blijft voor ons mensen een wat vieze aangelegenheid. Vossen denken in deze karige tijden dat het doodzonde is om al dat kostelijke voer aan schimmels en bacteriën te geven.

Hoe weet ik nu dat het zo gegaan is? Dat weet ik niet, dat denk ik op basis van wat ik zie. En als het niet klopt wat je denkt? Dan heb ik toch weer een leuk kwartiertje gehad...
Mestputje van een das. Linksboven heeft de das naast de pot gepoept. In het midden een prent van een das. Linksonder een prent van een vos. De drollen in het putje waren aangevreten.

maandag 3 december 2012

Natuurspoorjournaal #27 - Wissel naar de dood

Hoe dom kun je zijn! Zit je als dassenfamilie op een veilige plek, verhuis je naar een bosje waardoor je elke dag een drukke weg over moet steken om te kunnen eten. De vaste looproute is inmiddels in het gras uitgesleten. Een onherroepelijke wissel naar de dood.
Maar dassen doen dit niet uit dommigheid zoals een collega van me ooit beweerde. Ze doen het omdat ze niet anders kunnen. Op de 'veilige plek' waren burcht, bos en grasland directe buren. Vorig jaar besloot de boer in kwestie het grasland waar volop regenwormen te vinden waren, om te ploegen. Zijn goed recht. Er kwamen echter aardappels voor terug en daar is voor een das weinig te halen. Op de nieuwe plek is het grasland weer dichtbij, maar er ligt een rottige weg tussen.
Op deze weg zou vooral 's avonds zestig een mooie snelheid zijn. Maar je mag er tachtig en 's avonds rijden de meeste automobilisten er 100 weet ik uit ervaring. Een das heeft bij een ontmoeting geen schijn van kans. Bij zestig km/u trouwens ook niet, maar dan ben je over het algemeen zelf nog in staat om op tijd in de ankers te gaan. Mits je bereidt bent een beetje ver vooruit te kijken natuurlijk.
Even verderop, bij Westervelde/Zuidvelde, is een soortgelijke situatie. Ook hier wandelen de dassen geregeld de drukke straat over op weg naar graslanden aan de overkant. Hier zijn in het afgelopen jaar al twee dassen gesneuveld. Het cynische is dat dit juist de plek is waar in de jaren zestig van de vorige eeuw de laatste dassen uit de Kop van Drenthe verdwenen vanwege het toenemende autoverkeer. De enige oplossing is dan ook om deze wegen te voorzien van rasters en een dassentunnel. Maar daarvoor is bij de betreffende overheden steeds minder geld beschikbaar.
Hoe dan verder? We zouden om te beginnen als mensheid natuurlijk zo groots moeten zijn bij elke doorsnijding van het leefgebied van andere wezens een deel van onze welvaart op te offeren. Dat idee bestaat al en heet belasting. Maar het is helaas geen vanzelfsprekendheid meer dat die belasting ook wordt besteed aan rasters en tunnels. Het is ook niet zo dat ik dat niet begrijp. Ik heb een tijdje vrijwilligerswerk gedaan in een verpleegtehuis en met die beelden op mijn netvlies is het inderdaad lastig kiezen. Over deze tweestrijd had ik onlang een gesprek met een Gronings statenlid. Mijn punt is dat als het zover komt dat je moet kiezen tussen het wel of niet wassen van demente mensen of het wel of niet doodrijden van dassen, er iets fundamentelers mis is in een welvarende maatschappij als de onze.
Nou ja, misschien moeten we als Dassenwerkgroep Drenthe de handschoen maar oppakken en samen met andere partijen en sponsors een project verzinnen. Das veilig! lijkt me wel wat. Nu nog een beetje tempo maken. Het dassenkerkhof achter ons beheerkantoor begint namelijk aardig vol te raken.

De restanten van een van de vele dassen die jaarlijks worden aangereden door een auto.

zondag 18 november 2012

Natuurspoorjournaal #26 - Stuiteren


Dassenprent op de natuurbrug bij Hilversum.
Het was me het weekendje wel. Gisteren was ik op uitnodiging van de Marterwerkgroep Gooi en Vechtstreek naar Hilversum afgereisd. Even voorbij Zwolle bekroop me een 'waar-ben-ik-eigenlijk-mee-bezig-gevoel'. Ruim vier uur rijden voor een lezing en een excursie. Ik moet het toch wel heel erg leuk vinden om mijn gekte voor diersporen te delen met anderen!?
En na afloop kon ik weer constateren dat DIT inderdaad verschrikkelijk leuk is. Samen met andere natuurgekken een beetje rondstruinen en van de ene in de andere verbazing of verwondering vallen. Wat er allemaal aan je voorbij trekt, is nauwelijks te bevatten. En met een beetje goede wil, of verbeeldingskracht, zie je de beesten die je niet ziet voortdurend aan je voorbij gaan. Onder een boomstronk glipt een bosmuis in zijn hol, een woelrat loopt zijn vaste route door de pitrus langs de oever of een ree gaat er in galop vandoor.
Maar het leukste die middag was een das die over de nieuwe natuurbrug achter het beheerkantoor van het Goois Natuurreservaat had gewandeld. Op zijn dooie gemak. Gewoon omdat het nu kan. Ik kreeg er een beetje een glorieus gevoel van. Telkens wordt het nut van al die natuurverbindingen weer ter discussie gesteld, vooral door politici die zonder enige schroom het oorspronkelijke leefgebied van dieren in tweeën hakken. Alsof enige terughoudendheid in onze 'ontwikkeling en vooruitgang' geen optie is.
Hoe belangrijk die veilige trekroutes voor dieren zijn, realiseerde me ik vandaag nog veel sterker. Samen met Egbert Beens en Nicolette was ik op ottersporenjacht in de Weerribben. Egbert liet ons alle hoeken gaten van 'zijn' otterparadijs zien. Ik zat te stuiteren in de boot van al dat moois. Op basis van de vele sporen trek ik de conclusie dat otters en mensen prima samen kunnen leven. Maar een beetje meer respect voor de behoefte van dieren zou niet verkeerd zijn. Stel dat een groep otters de Herestraat in Groningen onder water zou zetten zodat de McDonalds en Bijenkorf ineens onbereikbaar zijn...

Otterspraint in de Weerribben.

zaterdag 15 september 2012

Natuurspoorjournaal #19 - Tunnelvisie

'Dat werkt toch helemaal niet zo'n tunnel? Het enige wat er doorheen gaat is lucht.' Leuke hobby om goed bedoelde maatregelen voor dieren een beetje belachelijk te maken. Want een egel meer of minder, wie ligt daar nu wakker van? Ik herinner me bijvoorbeeld nog goed hoe twee van mijn 'voetbalvriendjes' trots kwamen vertellen hoe ze een spreeuw aan gort hadden gereden. 'Hij zat echt muurvast in de grille van de auto. Hahahaha.' En tot mijn grote schrik zag ik onlangs hoe een man in een grote V8-pick up nog even naar rechts stuurde om de kraai, die zich te goed deed aan een eerder verkeersslachtoffer, vol te kunnen raken. Een grote wolk veren dwarrelde als een zwarte sneeuw op het wegdek. De partner van de kraai in kwestie - kraaien vormen paren voor het leven - vloog luid krassend weg. 'Hahahahaha, die was goed raak. Zag je dat...' Deze laatste woorden heb ik verzonnen, maar ik denk dat ze een slap aftreksel zijn van de werkelijkheid.
Goed, dat waren vogels en veel vogels vliegen gelukkig weg als er zo'n monster nadert, maar de meeste zoogdieren doen of kunnen dat niet. Domweg omdat ze het fenomeen auto niet begrijpen. Ze liepen daar al honderd keer eerder langs en toen ging het ook goed. Een egel rolt zich misschien nog op, want dat is wat hij geleerd heeft te doen bij dreigend gevaar. Maar zelfs dat, in de natuurlijke wereld redelijk effectieve mechanisme, is niet opgewassen tegen duizend kilo razende welvaart. 
Gelukkig zijn er instanties als de provincie die belastinggeld uitgeven voor de aanleg van geleidingsrasters en faunatunnels. En gisteren heb ik, ondanks alle sceptische geluiden, weer een tunnel (bij de N34) gezien waar dassen intensief gebruik van maken. Helaas lag 200 meter verderop een aangereden boommarter. Marters snappen naast het fenomeen auto ook het goed bedoelde hulpmiddel raster niet. 'Het zijn gewoon domme beesten dus', zei laatst iemand op een lezing een beetje lacherig. 
Gelukkig zijn wij mensen allemaal heel erg slim. We zijn zelfs zo slim dat we mensen op de maan kunnen zetten en de allerkleinste deeltjes zichtbaar kunnen maken. Maar we zijn niet slim genoeg om voor marters een veilige oversteekmogelijkheid te bedenken. Of misschien kunnen we het wel, maar willen we het niet of vinden we het gewoon te duur. We lijden wat dat betreft collectief aan het extreme vorm van tunnelvisie. 

Nagelafdrukken van een das. Op de wissel naar de faunatunnel.