Posts tonen met het label otter. Alle posts tonen
Posts tonen met het label otter. Alle posts tonen

donderdag 11 januari 2018

Beestachtig mooie lezing van Tonnie Sterken

Mijn natuurvriend Tonnie Sterken is al meer dan een halve eeuw natuurman in hart en nieren. Ik leerde hem ruim tien jaar geleden kennen als de man die de roofvogels inventariseerde in de boswachterij Veenhuizen. Ons eerste gesprekje ging over het verdelen van dat werk. Hij doet vanaf dat moment het zuidelijke deel van de boswachterij, ik het noordelijke deel. Maar al snel trokken we er ook regelmatig samen op uit.

In de loop der jaren verbreedde Tonnie zijn horizon en werd een van de fanatiekste dassenspeurders die ik ken. En daarna volgden bijna als vanzelf de boommarters, de otters, de bevers en nog veel meer. Al jaren legt hij veel van die dieren vast met zijn cameravallen. Tonnie heeft een bijzonder talent om die camervallen precies op die plek te zetten waar de dieren langskomen en interessant gedrag laten zien. Hij heeft inmiddels duizenden van die filmpjes verzameld.

Nu verzorgt hij op verzoek voor groepen een prachtige lezing met zijn mooiste filmpjes. Bevers die modder naar hun burcht dragen, uitbundig spelende jonge dassen, otters die rollend onder een brug hun territorium markeren, allerlei vogelsoorten enzovoort. Bij die beelden weet Tonnie ook nog eens prachtige verhalen te vertellen. Kortom, een echte aanrader. Wil je Tonnie boeken, dan kun je contact met hem opnemen via de mail tonniesterken@kpnplanet.nl.

Hieronder een mooi voorbeeld uit zijn repertoire. Een ottermoeder, spelend met haar jong. Wel even op groot scherm bekijken.


zondag 25 december 2016

Natuurspoorjournaal #97 - Freggelvoeten

Achtervoet van een otter. 

René en ik werken hard aan ons Prentenboek van de Noordwest-Europese fauna. Het is een feest om er mee bezig te zijn. Regelmatig laat René me een illustratie zien die hij heeft gemaakt, waar ik dan vreselijk om moet lachen. Maakt u zich geen zorgen, het wordt een serieus boek. Misschien wel iets té serieus, en dus kan een beetje jolijt geen kwaad.

We proberen van alle soorten die we in het boek behandelen ook een foto te plaatsen van de voeten zelf. En dus kan het zomaar gebeuren dat, als je bij René en Beke over de drempel stapt voor een 'redactie-overleg', er een cadeautje op de vloer in de huiskamer ligt. Dat cadeautje is dan een dood dier en dit geval een otter.

Nou horen otters natuurlijk niet dood te zijn. Maar omdat wij ons zonodig met 100 km/u in een koekblik op wielen willen verplaatsen, gebeurt het geregeld dat daardoor een otter sneuvelt. (Er zijn dan ook mensen die smalend zeggen dat het beschermen van die dieren geen zin heeft en dat we net zo goed kunnen stoppen met het aanleggen van faunatunnels. Dat kost toch alleen maar geld. PEK EN VEREN!)

Afijn, ik zat dus naar die dode otter te kijken. En ik verbaase me over al dat vernuft aan zijn lijf: de harde snorharen, die prachtig glanzende pels, die krachtige staart. Maar wat me bovenal fascineerde en ook wel een beetje ontroerde waren zijn voeten. Onmiskenbaar de voet van een marterachtige maar voorzien van een aantal rimpelige, doch nuttige huidplooien.

Er schoot me bij het zien van die voeten een deuntje van de Freggels te binnen, een kinderserie gemaakt door de onvolprezen Jim Henson. Ik keek er vroeger graag naar. En blijkbaar hadden die Freggels in mijn herinnering ottervoeten en -handen. Ik heb het even terug gekeken, en ach, met een beetje fantasie klopt het wel. Maar bovenal gaf het basdeuntje van het intro me op deze sombergrijze eerste kerstdag een heerlijk zetje: 'Maak muziek en lach!'

vrijdag 15 juli 2016

Wacht en geniet

Edelhert-hinde met haar kalf. (foto Nicolette Branderhorst)
Als natuurgenieter ben ik opgegroeid met het idee dat je in beweging moet zijn. In het verleden ging dat vrij extreem door met de auto van de ene bijzondere vogelsoort naar de andere te scheuren. De laatste jaren is het tempo steeds verder gezakt. Van fietsen, naar wandelen, naar struinen. De laatste tijd heb ik de voor mij ultieme vorm van bewegen in de natuur gevonden: stil zitten.

Natuurschrijver Koos van Zomeren schreef al eens iets in de trant van: als je ergens gaat zitten, trekt de natuur vanzelf aan je voorbij. In de afgelopen week was ik met Ursula, Raya en Nicolette in de Lausitz en hebben we deze bewegingsvorm meerdere malen in de praktijk gebracht. We hadden allemaal onze eigen beweegredenen om naar het oosten van Duitsland af te reizen, maar het leitmotiv was wolf. Over de avonturen rondom dit prachtige dier schrijf ik binnenkort een stuk in het Friesch Dagblad.

Als bijvangst hadden we aan de rand van een van de vele voormalige karperkweekvijvers een uitzichttoren gevonden waar het uitstekend toeven was. Twee avonden stonden we van uur of zeven tot in de schemering te wachten tot we niets meer konden zien. Maar die drie uurtjes daartussen waren wat mij betreft de aangenaamste van onze reis. De natuur trok inderdaad aan ons voorbij, in vele gedaanten.

Jonge (onscherpe) groene specht. 
Van een zwaar gekneusde avondlucht tot een ruisend regenconcert. Van voedsel zoekende wasberen tot een overstekende otter. Van duttende zeearenden tot een haastige havik die een tijdje werd begeleid door honderden zwaluwen. Van parende grauwe klauwieren tot een poserende jonge groene specht. Van een bosmuis die langdurig van bremzaden snoepte tot kraanvogels die luid roepend een overnachtingsplekje zochten. Van een rotte wilde zwijnen tot een door het water ploegende edelhert-hinde met haar kalf. Dat. En nog veel meer. Het enige wat we er voor hoefden te doen was een beetje stil zijn en genieten...

(Later dit weekend zal ik nog wat bewegende beelden delen.)



donderdag 7 april 2016

Eenoog bunzing

Film Theo Bus

In het land der blinden is eenoog koning... Maar wat als het land vol is met concurrenten die nog allebei hun kijkers kunnen gebruiken? Regelmatig komen mijn onderzoeksmaatje Tonnie Sterken en ik op cameravalbeelden dieren tegen die aan één oog blind lijken te zijn. Oftewel, op de cameravalbeelden is te zien dat maar één van beide ogen licht reflecteert. Conclusie, hij moet wel blind zijn aan dat andere oog. (Edit: Maar misschien zijn er andere oorzaken. Dan hoor ik het graag!)

Zo hebben we een steenmarter in de buurt van Veenhuizen die zich al meer dan een jaar prima lijkt te redden. En nu had Tonnie via Theo Bus een filmpje met daarop een prachtige, ogenschijnlijk zeer vitale, bunzing. Als hij richting camera kijkt, zie je dat het een 'eenoog' is. Maar hoe erg is dat nou?

Veel onderzoek is er niet naar gedaan. Wat wel bekend is, is dat het gehoor en de reukzin bij een bunzing belangrijker zijn voor een succesvolle jacht, dan een goed zicht. Er wordt gesuggereerd dat ze 's nachts beter zien, dan overdag. Maar dan nog, prooien worden vooral met de neus opgespoord, zoals ook weer bevestigd wordt in de prachtige nieuwe monografie Polecats van Johnny Birks. 

In hoeverre een eenoog-bunzing in het nadeel is ten opzichte van zijn soortgenoten - en dus concurrenten - is gissen. Van bunzingen wordt beweerd dat ze minder territoriaal zijn dan andere materachtigen. In die zin zou concurrentiedruk dus ook minder van belang kunnen zijn. Bovendien, zo dik is het niet meer gezaaid met andere bunzingen. De intensivering van het cultuurlandschap zal daar ongetwijfeld een rol in spelen. 

En een interessante vraag die mij geregeld op mijn marterlezingen wordt gesteld is, in hoeverre steenmarter als concurrent van bunzing moet worden gezien. Ze maken deel uit van hetzelfde 'gilde' en hebben enige overlap in hun voedselkeuze en habitat. Verdrijven zij niet alle bunzingen? Ik geloof dat niet. 

Als je naar het voorkeurshabitat en voedselkeuze van de bunzing kijkt, moeten otter en Amerikaanse nerts eerder als concurrent worden gezien (als je al in dat soort termen wilt denken). Vooral van Amerikaanse nerts wordt gezegd dat hij stevig effect kan hebben op de bunzingpopulatie. De onvolprezen Vadim Sidorovich heeft in Wit-Rusland bijvoorbeeld aangetoond dat de geslachtverhouding in een bunzing-populatie drastisch kan veranderen als de Amerikaanse nerts voet aan de grond krijgt. 

De relatief kleine bunzing-vrouwtjes verliezen het van de nerts-mannen. Daardoor verschoof het aandeel bunzing-vrouwtjes in een door Sidorovich bestudeerde populatie van 43% naar 5%. Ook zag hij dat het gewicht van de vrouwtjes toenam na de komst van de nertsen. Kortom, die Amerikanen moet je wel in de gaten houden, al lijken die het in Nederland in het wild een stuk minder goed te doen dan in andere Europese landen. 

Over het hoe en waarom van oplichtende ogen bij dieren heeft Jeroen Kloppenburg al eens een leuk stuk op zijn website geschreven. Je vindt het hier

zondag 13 maart 2016

Natuurspoorjournaal #91 - Ratten, padden en eikels

Restanten van een rattenmaal. 
Op mijn otterrondjes langs de beken in Noordwest-Drenthe kom ik altijd ook wel sporen van bruine ratten tegen. Meestal van die prachtige handvormige pootafdrukjes, maar ook wel een kwak sterrenschot, keutels of holen. Bruine ratten zijn, kortom, overal. Vandaag vond ik iets wat ik nog niet eerder van bruine ratten was tegen gekomen: ze eten ook eikels.
Dat is vast geen nieuws. Ratten eten immers bijna alles, tot Kliko's aan toe weet ik uit ervaring. Maar hier viel het me op omdat de bovengrondse wissels langs de oeverrand van het Oostervoortse diep bezaaid waren met eikels in allerlei stadia van consumptie. Van alleen een hapje er uit, tot volledig 'schoongelikt'. Het gaat natuurlijk helemaal nergens over, maar misschien is het juist daarom wel zo leuk.

Voorraadje padden en kikkers van een bruine rat.
Nog even en bruine ratten schakelen weer over op het eten van kikkers. Ze vangen in het vroege voorjaar vooral bruine kikkers en padden. Die padden eten ze vervolgens niet op vanwege de gifklieren in de huid. Daardoor vind je soms kleine stapeltjes padden aan de rand van een oever, een soort voorraadkamer die niet wordt aangebroken. Tenzij een bunzing zo'n paddenstapel ontdekt er af en toe eentje weg snaait. De bunzing, en ook de otter, kunnen padden wel eten. Ze stropen het huidje er op vakkundige wijze vanaf zodat ze geen last hebben van die gifklieren. Iets wat bruine ratten blijkbaar niet kunnen.
Een paar jaar geleden zag ik in de Peestermaden hoe een stevige bunzing, zo'n paddenkerkhof had ontdekt. Ik heb er een uurtje zitten observeren en in die tijd kwam hij twee keer terug om iets van de stapel weg te halen. Hij kroop er vervolgens mee onder een dichte bramenstruik. Ik zat me van een afstandje al te verkneukelen op het feit dat ik even later een foto van een afgestroopt paddenhuidje kon maken. Maar dat ging mooi niet door. Het zou mij niet verbazen dat die bunzing ook donders goed wist dat hij beter eerst de niet giftige kikkers op kon eten. Die padden bleven immers toch wel liggen...



vrijdag 26 februari 2016

Natuurspoorjournaal #90 - Bikkelende otters

Dat er otters voor komen, had ik al eens gelezen in een natuurreisgids over Scandinavië. Bovendien had Sjoerd Geelink er recent eentje gefotografeerd. Ik heb me echter niet gerealiseerd in welke omstandigheden otters leven langs de ruige bergkust van de Lofoten. Deze Noorse eilandengroep vind je tussen de 67e en 69e breedtegraad en ligt daarmee volledig boven de poolcirkel. Je zou verwachten dat het er extreem koud is, maar dat valt dan wel weer mee. Door de warme golfstroom ligt de gemiddelde wintertemperatuur rond de -1°C. Maar het waait er vaak hard en er valt veel neerslag, waardoor het alsnog aanvoelt als -20.



Prenten
Ik hou erg van dit soort ruige bergachtige kustlandschappen, waar het weer voortdurend omslaat en je jezelf voortdurend afvraagt of je niet beter bij de houtkachel kunt zitten. Maar je toch zoveel mogelijk buiten blijft omdat het zo mooi is. Goed, ik was dus op de een of andere manier toch erg verrast dat ik in deze vrij extreme omstandigheden mijn eerste otterprenten in de sneeuw vond.



Een otterspoor, leidend naar een grotendeels bevroren smeltwaterprieltje.

Goretex
Toen ik naar bovenstaand tafereel stond te kijken, kreeg ik het nog kouder dan ik het al had in mijn drie lagen Goretex, Primaloft en weet ik wat niet al. Zo'n otter heeft gewoon genoeg aan een vacht met zo'n 40.000 haren per vierkante cm. Zijn neef, de zeeotter (Enhydra lutris), spant wat dat betreft de kroon met 150.000 haren per vierkante cm. De otters die in Noorwegen langs de kust leven worden ook vaak zeeotters genoemd, maar het is 'gewoon' dezelfde soort otter (Lutra lutra) die ook in Nederland voorkomt. De zeeotter leeft langs de noordwestkust van Amerika en de noordoostkust van Azië.



Vissersbootje doet in de winter dienst als otterholt. 

Leven aan zee
De Lofoten-otters hebben zich dus, net als hun soortgenoten in bijvoorbeeld Schotland, deels aangepast aan het leven rond de zeekust. Ik vroeg me echter vooral af waar ze bijvoorbeeld hun slaapplaatsen hebben. Op een gegeven moment probeerde ik een trucje uit dat meestal goed werkt. Ik probeerde me voorstellen hoe ik als otter door het landschap zou bewegen en waar ik dan een schuilplaats zou zoeken. En toen viel mijn oog al snel op een boot die op de kop op de wal lag. En verdomd, daar lag inderdaad een verse spraint naast de boot en je kon precies zien waar het dier 'naar binnen' kroop. Even verderop zag ik dat hij ook dankbaar gebruik maakte van een ruimte onder een vakantiehuisje op palen.


Otterglijbaan in de sneeuw.

Glijbaantje
Bij dat huisje, waarvan de omringende 'tuin' een nogal glad en gradueel verloop kende en ik dus ook genadeloos onderuit ging, had de otter een glijbaantje in de sneeuw gemaakt. Reuze handig bedacht ik me iets te laat. Even verderop vonden we op het strand nog een paar prachtige prenten waar in het patroon van plaatsing van de voeten het typisch 'golvende' otterloopje is te herkennen. Het dier moest hier de vorige avond door nat zand zijn gelopen waardoor de prenten vrij groot werden afgedrukt. Vrij kort daarna moet het zand, met daarin de prachtige afgedrukte prenten, zijn opgevroren. Versteend bijna... 

Otterprenten in nat en kort daarna opgevroren zand. 



Zeehondenkopje
Aan zoveel prachtige sporen heb ik meer dan genoeg. De plaatjes van het dier en hoe het door het landschap is gegaan, vormen zich vanzelf in mijn hoofd. Maar man, wat was ik blij met de tip van Sjoerd. In een fjord bij Valberg huist een otter die zich geregeld overdag laat zien. Na een tijdje op de bewuste plek te hebben gezeten en mijn bottemperatuur al weer tot en het nulpunt daalde, zag ik ineens een zeehondenkopje boven het water uitkomen.


Otter eet platvis.

Platvis
Althans dat was mijn eerste associatie, maar het was een otter. Ik kon prachtig zien hoe het dier aan het vissen was. Hij leek het vooral op krabben te hebben voorzien, maar op een gegeven moment zag ik hem met een platvis naar een rotsblok zwemmen. En daar zat hij een paar minuten lekker te peuzelen. Dat gaf mij de gelegenheid een beetje dichterbij te kruipen met mijn camera. Wat word ik gelukkig van dit soort momenten. Want zeg nou zelf, hoe vaak krijg je de kans om een otter boven de poolcirkel en te observeren en vast te leggen. 



zaterdag 7 november 2015

Natuurspoorjournaal #85 - Naturalist skills

Kijken naar diersporen is een leuke bezigheid. Daar moet je verder ook niet te pretentieus over doen. Maar toch denk ik dat de kracht van diersporen in ecologisch onderzoek ook wel eens wordt onderschat. Het goed leren lezen van diersporen brengt veel aan het licht over het gedrag van dieren en hun terreingebruik in tijd of plaats. Het live observeren, gebruik van moderne onderzoekstechnieken én het in in kaart brengen en interpreteren van diersporen is naar mijn mening een ijzersterke combinatie. Maar juist die laatste tak wordt tegenwoordig vaak genegeerd of afgedaan als spielerei. Onterecht natuurlijk.

René Nauta en Annemarie van Diepenbeek bij een marter-spoor.
Louis Liebenberg bekijkt het in zijn boek The art of tracking, the origin of science juist van de andere kant. Hij laat zien dat de jager-verzamelaars in de Kalahari hun jacht op dezelfde manier benaderden als een moderne wetenschapper zijn onderzoek. Oftewel, hoe hypotheses worden opgezet, uitgewerkt en getoetst om uiteindelijk tot een succesvolle jacht te komen. Hij laat ook zien dat spoorzoeken en -interpreteren leidt tot een rijkere manier van associëren en het beter kunnen oplossen van problemen.

Zelfde steenmarter, stukje verderop op iets minder slikkig gedeelte. 

GPS-zender

Tuurlijk, je kunt een dier tegenwoordig ook een gps-zender ombinden. Dat levert ook weer een schat aan gegevens op en corrigeert vaak meningen en gedachten die we over een bepaalde diersoort hebben. Kijk hier maar eens wat we daardoor te weten zijn gekomen over bijvoorbeeld wespendieven. Ook de inzet van cameravallen brengen zaken aan het licht die we niet eerder hebben gezien. Maar hoe meer ik met name die camera's gebruik, hoe meer ik ook de kracht van 'old school' spoorzoeken en traditionele veldkennis waardeer. En dus juist ook de combinatie van die werelden.

Een techniek die ik graag gebruik bij mijn veldonderzoek naar bijvoorbeeld dassen en boommarters is wat de Amerikanen Jon Young en Tiffany Morgan ecological mapping noemen. Mark Elbroch werkt het in zijn boek Mammal Track & Sign uit in de vorm van de drie perspectieven: liggen, staan en vliegen. Het gaat dus om het letterlijk in kaart brengen van sporen die je vindt. Die kaarten leiden vaak tot een inzicht die je niet ziet als je de waarnemingen in je hoofd probeert op te slaan of als losse waarneming in een boekje schrijft. Bij dat 'mappen' kan een gps een handig hulpmiddel zijn, maar nog beter is het om het gewoon te tekenen.

Zoektocht naar een burcht van een das, vastgelegd met een gps. De hoeveelheid en variatie aan sporen suggereerde een nieuwe hoofdburcht, maar uiteindelijk blijkt het te gaan om een bijburchtje van een verderop gelegen, veel grotere burcht met een strakke markering van de grenzen van het 'vergrootte' territorium. Interessant is om nu te volgen of het begin is van een nieuwe hoofdburcht. 

Kleutergekriebel

Nu ben ik helaas niet gezegend met veel talent op tekengebied, maar zelfs mijn kleutergekriebel levert me veel op. Ten eerste leer ik een bepaalde omgeving sneller kennen. Als ik iets inteken, onthoud ik het beter, vind ik plekken sneller terug. Door de vrijgekomen waarnemingsruimte zie ik daarna meer sporen en aanwijzingen. Blijkbaar kan mijn geest, en ik vermoed dat het bij meer mensen zo werkt, niet tegelijk alle geografische informatie en ecologische informatie vastleggen.

Door na afloop die tekeningen weer te bestuderen, ga ik in gedachten het gevolgde pad weer af en zie ik de sporen opnieuw en zie ik vaak wel de context. Die kan ik vervolgens bij een hernieuwd bezoek toetsen. Op deze manier leer je anders en vooral dieper kijken en observeren. Op een gegeven moment zie je wat dieren doen, zonder dat het dier zelf ooit in beeld is geweest. In het begin zijn dat nog momentopnames, maar hoe langer je het doet, hoe completer het verhaal wordt. Interessant is ook dat sneeuwperiodes je weer een stap vooruit helpen in het toetsen van je waarnemingen. Op deze manier ontwikkel je steeds meer 'naturalist skills'.

Geen tekentalent, maar wel net genoeg om bruikbare kaartjes te maken. 

CyberTracker

En hoe belangrijk dat toetsen kan zijn, bleek wel uit een Amerikaans onderzoek naar otters. Lees hier maar eens. In de afgelopen twee jaar heb ik daarom 2x keer aan een Tracker Certification volgens de CyberTracker-methode meegedaan. In twee dagen wordt je kennis van dat moment getest en weet je waar je staat en vooral ook wat je blinde vlekken zijn. En ook al haalde ik dit jaar een lagere score dan vorig jaar, ik heb wel weer een stap vooruit gezet. En dat niet in de laatste plaats omdat de evaluators Casey McFarland en George Leoniak de betreffende sporen op een ecologische manier duiden. En de open wijze waarop ze dat doen en de inzichten die ze je meegeven zijn voor mij van onschatbare waarde.

Vos jaagt op mol. 
En dan? Dan is het nog maar een kleine stap naar het allerleukste onderdeel van deze wonderschone liefhebberij, het vertellen van een mooi verhaal. Donderdag liep ik met René Nauta, Annemarie van Diepenbeek, Jeroen Kloppenburg, Tom Dekker en Guido Lek ergens langs de IJssel. Met mensen dus die spoorzoeken tot hun primaire levensbehoeften rekenen. De hoeveelheid aan sporen was overweldigend, maar ik had gelukkig nog genoeg ruimte om oog te hebben voor een soort die me lief is. Hij staat in mijn Top 100 op plaats nul, boven lynx, das, boommarter, raaf, wolf, klapekster, ree, kraanvogel, bosuil, wild zwijn, edelhert, bever, otter, buizerd, nachtzwaluw en al die andere soorten waar ik graag naar kijk. De vos.

Mollenrit

De armen van de IJssel stonden nagenoeg droog waardoor een welhaast perfecte sporenmodder was ontstaan. We vonden poep van een bever, braakballetjes van een ijsvogel en genoten van de figuren die zwanenmosselen in het slik hadden gemaakt, alsof er buitenaardse wezens waren geland. En in al dat sporengeweld 'zag' ik geregeld een vos lopen, rennen of omkeren in patronen zoals vossen eigen is. En net toen ik hem even vergeten was, dook hij weer op bij een mollenrit.

Over een lengte van een meter of vijf zag je om de twintig centimeter een kuiltje. Daar had hij geprobeerd de mol (of een ander beest) die door de gang onder grond liep te pakken te krijgen. Uit het feit dat dit patroon zich tot het eind herhaalde, maakte ik op dat de jacht mislukt was. Ik zag de vos teleurgesteld afdruipen. Maar dat laatste  beeld heeft bijna niets meer met feiten te maken, maar alles met fantasie...

O ja, we vonden tussen alle bedrijven door nog even de sporen van een otter. Nieuw voor de omgeving van Deventer en dus nieuws. Over de kracht van sporen gesproken...

dinsdag 30 december 2014

Natuurspoorjournaal #74 - Ik zie een otter

Modder, water, ijs. Ik zie een otter...
Een tijdje geleden stuurde ik een mailtje stuurde aan collega's over de CyberTracker Evaluation die in Nederland zou worden gehouden. Het leek mij wel goed om mijn kennis van diersporen eens te toetsen via een gestandaardiseerd systeem dat zowel in Afrika en Noord-Amerika zijn waarde had bewezen. Bovendien hoorde ik goede verhalen over de Amerikanen die het 'examen' zouden afnemen. Maar ik kreeg mijn collega's niet meteen enthousiast.

Grapjes waren er wel, over indianen en in camouflagekleuren achter dieren aan sluipen. Maar het meest opmerkelijke argument om het te laten schieten was dat 'we' niet worden 'afgerekend op zoogdieren'. Nou zijn er natuurlijk meer diergroepen die sporen achterlaten en zo hun aanwezigheid verraden, maar er zijn, geef ik grif toe, eenvoudiger manier om vast te stellen of ergens een roerdomp zit dan op basis van een pootafdruk.

Maar goed, we worden er inderdaad niet op afgerekend door de provincie die tegenwoordig de subsidies verstrekt. Waar het mij bij het kijken naar diersporen om gaat, is dat je een veel bredere blik krijgt op het gedrag van dieren. Het is een soort wisselwerking. Door het gedrag live te bestuderen, zie je het verhaal achter de sporen. En daarna kun je vaak op basis van sporen het verhaal reconstrueren zonder het dier gezien te hebben. Het scherpt je waarnemingsvermogen en sterkt je verbeeldingskracht. En met een beetje goede wil heb je uiteindelijk een mooi verhaal te vertellen.

Terug naar de Amerikanen. Ze heten trouwens Casey McFarland en David Moskowitz. Deze mannen beheersen het lezen en volgen van sporen tot in de perfectie. Denk ik. Terwijl ik nog bezig ben om van een prent te beoordelen of het om een konijn of haas gaat, hebben zij de soort, de specifieke voet en de gang al bepaald. Daarbij verplaatsen ze zich zonder moeite in het dier en zien wat het daar deed en waarom. Handig.

Ik beheers het vak nu een heel klein beetje en zie steeds vaker in een ogenschijnlijk leeg landschap een scala aan dieren voorbij komen en wat ze hebben gedaan. Gisteren was ik bijvoorbeeld met René Nauta op pad. Op de cameraval die weken onder een brug had gestaan, stond niet de gehoopte otter. Maar de uitwerpselen even verderop waren onmiskenbaar. Even verder zat een dam in de waterloop. 'Laten we daar even gaan kijken. Daar moet hij het water uit', stelde René voor.

We zagen een mooie wissel over de oever naar de andere kant van de dam. Vlak voor het water lag een hoopje bijeen gekrabd zand, dertig centimeter daar vandaan een minuscule maar redelijk verse spraint. Het dun laagje ijs aan de kant was kapot in een mooie halve cirkel. Ik zag vervolgens hoe de otter van de ene naar de kant was gelopen, even deze blijkbaar belangrijke plek vlak voor het water had gemarkeerd om vervolgens met zijn voorpoot op het ijs te stappen. 'Oei, dat houdt nog niet', moet hij gedacht hebben om vervolgens met een soepele beweging in het water te glijden. En als ik mijn fantasie de vrije loop laat zie ik hem ook nog even tegen de achterkant van het cameravalpaaltje schuren. Gewoon om mij te pesten...

Het was een prachtige waarneming en hopelijk een mooi verhaal. En daar mag je me trouwens best op afrekenen.

zaterdag 4 januari 2014

Natuurspoorjournaal #56 - Volg de vos (episode ?)

Volg de vos...
'Wat is je lievelingsdier?' Afgelopen week kwam de vraag weer eens voorbij. Ik kwam een beetje in gewetensnood, want stel dat deze jonge natuurvorser me dat al een keer eerder had gevraagd. Je wéét het niet! In een flits trokken diverse recente lievelingsdieren aan mijn geestesoog voorbij: roodborsttapuit, bosuil, raaf, gaai, boommarter, das, eekhoorn, wild zwijn, letterzetter en misschien heb ik ook nog wel eens ree en sperwer laten vallen. Maar me het meest lief is toch wel de vos.
Waarom? Nou daarom! En omdat hij er altijd en overal is. Diep in het bos, hoog in de bergen, midden in de stad en ook het nieuwe moeras. Gisteren liep ik met Guido mijn vaste otterpoeprondje in De Onlanden. In dat rondje zit een stukje watergang van een ongeveer 1 kilometer. Sinds een jaar of twee loop ik daar eens in de maand langs op zoek naar otterpoep, ook wel spraints genoemd.

Poep = dier
Want om het even simpel te zeggen, poep = dier. Nu had Wim van Boekel (klik hier voor zijn zeer lezenswaardige website over het gebied) een jaar geleden al aangetoond dat dit prachtige dier zich in De Onlanden had gevestigd of in ieder geval langdurig op visite was geweest. Daarna volgden diverse waarnemingen van anderen verspreid over het 1800 ha grote gebied, maar in mijn gebiedje was hij nog niet geweest. Tot gister dus. Hoera. Gelukkig Nieuwjaar!

Otterspraint.
Maar... nog net iets leuker dan die otter vind ik de vos die er rond loopt. Hij of zij (of beide maar voor het gemak maar even hij) loopt waarschijnlijk elke dag mijn maandelijkse rondje. Of beter, ik loop elke maand zijn dagelijkse rondje. Die vos wil ik graag een keer zien, maar hij heeft andersom die behoefte niet. Mijn cameraval die ik er af en toe neerzet om deelgenoot te worden van het Onlandse nachtleven, mijdt hij als de pest. Zelfs een moot makreel kan hem niet verleiden, waardoor de bruine ratten elke keer een orgastisch feestmaal hebben.

Keuteltaal
Maar ik weet dat hij er is. Zijn taal is duidelijk en in keutels geschreven. Veertig in totaal op een traject 2 kilometer telden we ongeveer. Allemaal gewoon op de grond, dus niet op een verhoging. Met puntje, zonder puntje, gesegmenteerd, worstvormig, zwart, grijs, met veren en botten, of een van beide, of geen van beide, stinkend of juist best aangenaam van geur, lang, dun, dik, kort... In alle soorten en smaken zeg maar. Tot wel 15 cm lang en de dikste stukken waren ongeveer 2,5 cm. 'Hij heeft goed te eten', zeiden we tegen elkaar. Gelukkig maar.
En over uitwerpselen gesproken, er was nog een gek keuteltje van een muskusrat, bij een eetplaatsje. Niet cilindrisch, maar meer in de vorm van een langgerekte peer. En erg kort voor een muskusrattendruksel, krap aan 1 cm. Maar gelukkig mag dat volgens de onvolprezen Mammal Tracks & Sign van Mark Elbroch. Een Amerikaanse gids weliswaar, maar daar is de muskusrat inheems en dus uitgebreid beschreven.

En nu ik het er toch over heb, de muskusrat is toch ook wel een van mijn lievelingsdieren.

Afwijkende keutel van een muskusrat.
P.s. Hier staat nog een poging het menselijke wezen met vossenogen te bekijken: Volg de mens.


zondag 18 november 2012

Natuurspoorjournaal #26 - Stuiteren


Dassenprent op de natuurbrug bij Hilversum.
Het was me het weekendje wel. Gisteren was ik op uitnodiging van de Marterwerkgroep Gooi en Vechtstreek naar Hilversum afgereisd. Even voorbij Zwolle bekroop me een 'waar-ben-ik-eigenlijk-mee-bezig-gevoel'. Ruim vier uur rijden voor een lezing en een excursie. Ik moet het toch wel heel erg leuk vinden om mijn gekte voor diersporen te delen met anderen!?
En na afloop kon ik weer constateren dat DIT inderdaad verschrikkelijk leuk is. Samen met andere natuurgekken een beetje rondstruinen en van de ene in de andere verbazing of verwondering vallen. Wat er allemaal aan je voorbij trekt, is nauwelijks te bevatten. En met een beetje goede wil, of verbeeldingskracht, zie je de beesten die je niet ziet voortdurend aan je voorbij gaan. Onder een boomstronk glipt een bosmuis in zijn hol, een woelrat loopt zijn vaste route door de pitrus langs de oever of een ree gaat er in galop vandoor.
Maar het leukste die middag was een das die over de nieuwe natuurbrug achter het beheerkantoor van het Goois Natuurreservaat had gewandeld. Op zijn dooie gemak. Gewoon omdat het nu kan. Ik kreeg er een beetje een glorieus gevoel van. Telkens wordt het nut van al die natuurverbindingen weer ter discussie gesteld, vooral door politici die zonder enige schroom het oorspronkelijke leefgebied van dieren in tweeën hakken. Alsof enige terughoudendheid in onze 'ontwikkeling en vooruitgang' geen optie is.
Hoe belangrijk die veilige trekroutes voor dieren zijn, realiseerde me ik vandaag nog veel sterker. Samen met Egbert Beens en Nicolette was ik op ottersporenjacht in de Weerribben. Egbert liet ons alle hoeken gaten van 'zijn' otterparadijs zien. Ik zat te stuiteren in de boot van al dat moois. Op basis van de vele sporen trek ik de conclusie dat otters en mensen prima samen kunnen leven. Maar een beetje meer respect voor de behoefte van dieren zou niet verkeerd zijn. Stel dat een groep otters de Herestraat in Groningen onder water zou zetten zodat de McDonalds en Bijenkorf ineens onbereikbaar zijn...

Otterspraint in de Weerribben.

woensdag 20 juni 2012

Dierspoorjournaal #11 - Otter


Otterprenten. Vijf tenen (meestal zijn er maar vier zichtbaar) in een waaiervorm.

Engeland is een grote wildlife experience. Dacht ik. Blijkbaar iets teveel naar Springwatch en andere programma's op de BBC gekeken. In werkelijkheid zijn grote delen van Noord-Engeland ook intensief agrarisch. Natuur is vaak, net als bij ons, wegstopt in de onrendabele hoekjes.

Een ander leerpuntje, fietsen is niet de meest aangewezen manier om die onrendabele hoekjes te ontdekken. Of ze zijn al weer voorbij zonder dat je ze hebt opgemerkt of je ze ziet ze wel ergens in je ooghoek, maar bent te moe om af te stappen. Vanaf de fiets geniet je van het landschap, de natuur beleef je het best te voet.

Tijdens onze fietsvakantie in Noord-Engeland gunde ik mezelf de tijd niet om tijdens de verplichte stops (plassen) en vrijwillige stops (eten, koffie drinken) even te voet de nabije omgeving te verkennen. Toen ik uiteindelijk ontdekte dat dit helemaal niet zo'n slecht idee is, waren we al weer bijna in Newcastle...

Hoe dan ook, in een van die wel heldere momenten speurde ik aan de oever van een brakke rivier een aantal hele verse prenten: mens, hond en daarnaast... Dat leken wel, nee dat kan toch niet hier, ja het zijn toch echt prenten van een otter. Ik kon zijn spoor een tijdje volgen. Hij liep een stukje over een stukje zand aan de oever, dook dan weer even het water in om vervolgens even verder op weer over het zand verder te gaan.

Op dit soort momenten voelt het alsof ik bij een tankstation sta. Energie stroomt door al mijn poriën naar binnen. Ik besprak deze belevenis gisteren mijn goede vriend G. Hij voelt wat ik voel. Hij had ongeveer op dezelfde dag een otter een tijdje gezelschap gehouden in een onherbergzame Schotse baai. Hij zag 'zijn' otter zwemmen, aan land komen, vis eten. Over bijtanken gesproken.

'Toch ben jij veel dichterbij geweest', sprak hij met een glinstering in zijn ogen. Dat klinkt misschien raar, maar ik weet precies wat hij bedoelde. Opnieuw werd de tank tot de nok gevuld.