Jacht op de das in de 19e eeuw. Gravure uit Engeland. Kunstenaar onbekend. |
In De das is terug. En
dat vreet aan boeren. (NRC Next 20 oktober 2016) komen meerdere mensen aan
het woord die niet gecharmeerd zijn van de wederopstanding van dit prachtige dier. Er
worden voorstellen gedaan als ‘afschieten’, het ‘aantal dassen terug te brengen’
en ‘beheer’. Daarmee bestaat de kans dat de geschiedenis zich herhaalt.
In 1959 hielden de heer Van de Peppel en Van Wijngaarden immers een
schouw door Drenthe om in kaart te brengen waar de das de intensieve vervolging
van de decennia daarvoor had overleefd. De conclusie: nergens. Op 1 plek na. In
Westervelde rapporteerden ze ‘de laatste belopen dassenburcht van Drenthe’.
Bezit
Deels op eigen kracht en deels door herintroductie in de jaren
tachtig is de das terug gekomen. Fascinerend is dat ze de plekken terug vonden
waar hun voorouders in de eerste helft van de twintigste eeuw ook woonden. De nieuwe
dassen troffen echter een totaal ander landschap aan dan een halve eeuw
geleden. Bijna elke vierkante meter was
op de schop geweest en werd door iemand als zijn bezit beschouwd. Maar net als
mensen, zijn dassen inventief. Ze benutten nieuwe kansen en schakelen over op
nieuwe voedselbronnen. Alleen het wennen aan het moderne verkeer lukt nog niet
echt.
Er zijn meer soorten die de uitroeiingsgolven van de vorige
eeuwen hebben overleefd. Ze komen terug en zoeken in dat, door de mens, totaal
veranderde en in beslag genomen landschap een plek. Het is bewonderenswaardig
dat ze dat lukt in een tijdperk dat door de geoloog Alexei Pavlov als eerste
het antropoceen werd genoemd. Maar blijkbaar is deze natuurlijke ontwikkeling zo
bedreigend voor het welbevinden en de welvaart voor onze eigen soort, dat de
roep om beheer en beheersing van populaties van andere diersoorten toeneemt. Dieren
mogen er zijn, maar we moeten er geen last van hebben.
Dood?
Ja, het is vervelend als er zand in je wintervoer voor de
koeien zit. Ja, het is vervelend als dassen (of konijnen) laatste rustplaatsen
van geliefde nabestaanden ondermijnen. Ja, het kost geld als dassen een deel
van je mais opeten. Maar dat proberen we als beschaafde soort toch op een
beschaafde manier op te lossen? Niet alles waar we een beetje last van hebben,
hoeft toch meteen dood?
Misschien is het nog beter en rustgevender om te stoppen met
de te denken dat de diersoort mens het middelpunt der dingen is. Melkveehouder
Berend Kramer vindt bijvoorbeeld dat de das ‘geen toegevoegde waarde’ heeft
voor het menselijke genot van de natuur. Boer Driessen vergelijkt dassen met het vee
van zijn buurman omdat ze ooit de overheid zijn uitgezet. Deze meningen laten
zien dat we alles in de hand willen hebben, dat de mens boven de natuur staat
en blijkbaar alles dient te gebeuren als het zijn of haar genot maar ten goede
komt.
Ik vrees dat dit een volstrekt onhoudbare ideologie is. Het
genot van natuur is geen recht, het is een gift. Datzelfde geldt voor het
gebruik van het land. De Engelse schrijver Robert Macfarlane schreef in zijn boek
The wild places: ‘Er bestaat een continuïteit tussen het wezen van mensen dat
van andere diersoorten. (...) Dieren bewegen zich voort in patronen die veel ouder
zijn de geschiedenis.’ Met andere woorden, met het voortdurend bestrijden van
andere diersoorten, bestrijden we in wezen onszelf.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten