zaterdag 7 november 2015

Natuurspoorjournaal #85 - Naturalist skills

Kijken naar diersporen is een leuke bezigheid. Daar moet je verder ook niet te pretentieus over doen. Maar toch denk ik dat de kracht van diersporen in ecologisch onderzoek ook wel eens wordt onderschat. Het goed leren lezen van diersporen brengt veel aan het licht over het gedrag van dieren en hun terreingebruik in tijd of plaats. Het live observeren, gebruik van moderne onderzoekstechnieken én het in in kaart brengen en interpreteren van diersporen is naar mijn mening een ijzersterke combinatie. Maar juist die laatste tak wordt tegenwoordig vaak genegeerd of afgedaan als spielerei. Onterecht natuurlijk.

René Nauta en Annemarie van Diepenbeek bij een marter-spoor.
Louis Liebenberg bekijkt het in zijn boek The art of tracking, the origin of science juist van de andere kant. Hij laat zien dat de jager-verzamelaars in de Kalahari hun jacht op dezelfde manier benaderden als een moderne wetenschapper zijn onderzoek. Oftewel, hoe hypotheses worden opgezet, uitgewerkt en getoetst om uiteindelijk tot een succesvolle jacht te komen. Hij laat ook zien dat spoorzoeken en -interpreteren leidt tot een rijkere manier van associëren en het beter kunnen oplossen van problemen.

Zelfde steenmarter, stukje verderop op iets minder slikkig gedeelte. 

GPS-zender

Tuurlijk, je kunt een dier tegenwoordig ook een gps-zender ombinden. Dat levert ook weer een schat aan gegevens op en corrigeert vaak meningen en gedachten die we over een bepaalde diersoort hebben. Kijk hier maar eens wat we daardoor te weten zijn gekomen over bijvoorbeeld wespendieven. Ook de inzet van cameravallen brengen zaken aan het licht die we niet eerder hebben gezien. Maar hoe meer ik met name die camera's gebruik, hoe meer ik ook de kracht van 'old school' spoorzoeken en traditionele veldkennis waardeer. En dus juist ook de combinatie van die werelden.

Een techniek die ik graag gebruik bij mijn veldonderzoek naar bijvoorbeeld dassen en boommarters is wat de Amerikanen Jon Young en Tiffany Morgan ecological mapping noemen. Mark Elbroch werkt het in zijn boek Mammal Track & Sign uit in de vorm van de drie perspectieven: liggen, staan en vliegen. Het gaat dus om het letterlijk in kaart brengen van sporen die je vindt. Die kaarten leiden vaak tot een inzicht die je niet ziet als je de waarnemingen in je hoofd probeert op te slaan of als losse waarneming in een boekje schrijft. Bij dat 'mappen' kan een gps een handig hulpmiddel zijn, maar nog beter is het om het gewoon te tekenen.

Zoektocht naar een burcht van een das, vastgelegd met een gps. De hoeveelheid en variatie aan sporen suggereerde een nieuwe hoofdburcht, maar uiteindelijk blijkt het te gaan om een bijburchtje van een verderop gelegen, veel grotere burcht met een strakke markering van de grenzen van het 'vergrootte' territorium. Interessant is om nu te volgen of het begin is van een nieuwe hoofdburcht. 

Kleutergekriebel

Nu ben ik helaas niet gezegend met veel talent op tekengebied, maar zelfs mijn kleutergekriebel levert me veel op. Ten eerste leer ik een bepaalde omgeving sneller kennen. Als ik iets inteken, onthoud ik het beter, vind ik plekken sneller terug. Door de vrijgekomen waarnemingsruimte zie ik daarna meer sporen en aanwijzingen. Blijkbaar kan mijn geest, en ik vermoed dat het bij meer mensen zo werkt, niet tegelijk alle geografische informatie en ecologische informatie vastleggen.

Door na afloop die tekeningen weer te bestuderen, ga ik in gedachten het gevolgde pad weer af en zie ik de sporen opnieuw en zie ik vaak wel de context. Die kan ik vervolgens bij een hernieuwd bezoek toetsen. Op deze manier leer je anders en vooral dieper kijken en observeren. Op een gegeven moment zie je wat dieren doen, zonder dat het dier zelf ooit in beeld is geweest. In het begin zijn dat nog momentopnames, maar hoe langer je het doet, hoe completer het verhaal wordt. Interessant is ook dat sneeuwperiodes je weer een stap vooruit helpen in het toetsen van je waarnemingen. Op deze manier ontwikkel je steeds meer 'naturalist skills'.

Geen tekentalent, maar wel net genoeg om bruikbare kaartjes te maken. 

CyberTracker

En hoe belangrijk dat toetsen kan zijn, bleek wel uit een Amerikaans onderzoek naar otters. Lees hier maar eens. In de afgelopen twee jaar heb ik daarom 2x keer aan een Tracker Certification volgens de CyberTracker-methode meegedaan. In twee dagen wordt je kennis van dat moment getest en weet je waar je staat en vooral ook wat je blinde vlekken zijn. En ook al haalde ik dit jaar een lagere score dan vorig jaar, ik heb wel weer een stap vooruit gezet. En dat niet in de laatste plaats omdat de evaluators Casey McFarland en George Leoniak de betreffende sporen op een ecologische manier duiden. En de open wijze waarop ze dat doen en de inzichten die ze je meegeven zijn voor mij van onschatbare waarde.

Vos jaagt op mol. 
En dan? Dan is het nog maar een kleine stap naar het allerleukste onderdeel van deze wonderschone liefhebberij, het vertellen van een mooi verhaal. Donderdag liep ik met René Nauta, Annemarie van Diepenbeek, Jeroen Kloppenburg, Tom Dekker en Guido Lek ergens langs de IJssel. Met mensen dus die spoorzoeken tot hun primaire levensbehoeften rekenen. De hoeveelheid aan sporen was overweldigend, maar ik had gelukkig nog genoeg ruimte om oog te hebben voor een soort die me lief is. Hij staat in mijn Top 100 op plaats nul, boven lynx, das, boommarter, raaf, wolf, klapekster, ree, kraanvogel, bosuil, wild zwijn, edelhert, bever, otter, buizerd, nachtzwaluw en al die andere soorten waar ik graag naar kijk. De vos.

Mollenrit

De armen van de IJssel stonden nagenoeg droog waardoor een welhaast perfecte sporenmodder was ontstaan. We vonden poep van een bever, braakballetjes van een ijsvogel en genoten van de figuren die zwanenmosselen in het slik hadden gemaakt, alsof er buitenaardse wezens waren geland. En in al dat sporengeweld 'zag' ik geregeld een vos lopen, rennen of omkeren in patronen zoals vossen eigen is. En net toen ik hem even vergeten was, dook hij weer op bij een mollenrit.

Over een lengte van een meter of vijf zag je om de twintig centimeter een kuiltje. Daar had hij geprobeerd de mol (of een ander beest) die door de gang onder grond liep te pakken te krijgen. Uit het feit dat dit patroon zich tot het eind herhaalde, maakte ik op dat de jacht mislukt was. Ik zag de vos teleurgesteld afdruipen. Maar dat laatste  beeld heeft bijna niets meer met feiten te maken, maar alles met fantasie...

O ja, we vonden tussen alle bedrijven door nog even de sporen van een otter. Nieuw voor de omgeving van Deventer en dus nieuws. Over de kracht van sporen gesproken...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten