Dieren heb je in soorten en maten. De ene bekoort ons mensen meer dan de andere. Althans, door de bank genomen is dat zo. Ik ben daarin geen uitzondering. Zoogdieren kunnen bijvoorbeeld rekenen op mijn warme belangstelling en binnen die groep heb ik ook weer mijn voorkeur. Ik vind op de ene of andere manier vooral dieren leuk die door anderen worden verguisd. Ik hoef alleen maar het woord steenmarter noemen en bij mijn vader gaan al zijn haren (voor zover hij die nog heeft) recht overeind staan.
Vorig jaar had hij de pech dat een steenmarter zijn gloednieuwe auto uitkoos om eens lekker aan wat leidingen te knagen. Tot drie keer toe moest hij met de auto naar de garage om de boel te laten repareren. Resultaat: honderden euro’s schade, die hij van mijn erfenis zou aftrekken. Want het waren wel mijn marters, vond hij.
Mijn vader maakte gelukkig een grapje, maar ik spreek
geregeld mensen die er wel zo over denken en stellen me bijvoorbeeld na een
lezing persoonlijk verantwoordelijk voor hun 'steenmarterleed'. Of
ik even kan zorgen dat die steenmarter ‘weg’ gaat. Meestal geef ik wat adviezen
over hoe je je huis steenmarter-proof maakt. Dat is meestal niet het goede
antwoord. Weg is in dit geval meestal een synoniem voor dood. Maar doden heeft,
los van het feit dat het niet mag, meestal geen zin.
Sterke dieren
Steenmarters zijn buitengewoon territoriaal. In de marge van
de sterke dieren met een stevig territorium leven allerlei ‘randmarters’. Zodra
zo’n goed territorium vrij valt, staan de anderen te trappelen om de
vrijgekomen plek in bezit te nemen. En niet zelden neemt de overlast dan toe,
want die nieuwe marter wil de sporen van zijn voorganger zoveel mogelijk
uitwissen.
Voor er misverstanden optreden, ik zal de laatste zijn die
zegt dat mensen maar wat zeuren. Ik begrijp heel goed dat je een steenmarter
die de hele boel boven je plafond onder piest en poept, niet opneemt in je
vriendenkring. Maar wees vooral blij als hij bijvoorbeeld je oude schuurtje of
houtopslag als vaste woonplek heeft uitgekozen. Het zijn net als wij
gewoontedieren en blijft hij daar lekker zitten.
Nadat de steenmarter door bejaging bijna was uitgestorven in
Nederland, breidt hij zich nu weer uit waardoor de kans op een onvrijwillige
ontmoeting zal toenemen. Maar ook de groei van de steenmarterpopulatie zit een
grens. Zoals ik al zei, ze houden er niet zo van om met zijn allen op een
kluitje te zitten. Ze willen een beetje privacy. Ook wat dat betreft zijn het
net mensen.
Is dat bijna uitsterven echt louter te wijten aan bejaging? Ik zou denken dat bestrijdingsmiddelen er ook het een en ander aan hebben bijgedragen. Net als buizerds en ooievaars zitten ze immers aan het eind van de voeselketen.
BeantwoordenVerwijderenIk denk toch vooral bejaging. Er werden 'forse' vergoedingen voor bejaagde marters uitgegeven. De winterpels was erg gewild. Doordat het dier vroeger fluwijn werd genoemd, wordt hij nog wel eens gemist bij historisch onderzoek. In tabelletjes van rond 1850 komt hij al bijna niet meer voor als pelsjachtdier, terwijl er nog wel volop op bunzingen werd gejaagd (bijna 6000 binnengebracht dieren) in Noord-Nederland. Toen kwam alleen in Oost-Nederland nog een kleine populatie voor. De bestrijdingsmiddelenproblematiek is van veel later. Maar ik ben ook geen alwetende marterdeskundige en sta erg open voor meer historische informatie. Als je dus nog wat tegenkomt op je speurtochten in de archiefen...
BeantwoordenVerwijderenarchieven bedoelde ik natuurlijk ;-)
BeantwoordenVerwijderen