Bosuilennest in de boswachterij Veenhuizen, 2012. |
Door de bank genomen roesten bosuilen overdag in boomholtes, dichte bosopstanden of holtes in gebouwen. Daarbij gaan we er vanuit dat een verdekte schuilplaats zoals een holte voordelen biedt ten opzichte van een meer open rustplaats, bijvoorbeeld ter voorkomen van pesten door andere vogels zoals gaaien. Tijdens mijn onderzoek naar boommarters en roofvogels ben ik in de afgelopen jaren twee keer gestuit op een op de grond slapende bosuil. Komt dit vaker voor en is er een verklaring voor deze op het eerste oog merkwaardige keuze?
Incident
In 2009, tijdens een
roofvogelinventarisatieronde in de boswachterij Veenhuizen (Dr.), stootte ik
langs een wandelpad een bosuil op. Hij zat verscholen tussen een vijftal dicht
op elkaar staande jonge lariksen van ongeveer zestig centimeter hoog. De
omliggende vegetatie was nog niet heel hoog, maar toch was de uil me niet
opgevallen. Op de plek waar de vogel zat lagen geen braakballen of
schijtsporen. Ik deed het voorval daarom af als een bijzonder incident. Op dat
moment had een bosuilenpaar een nest in een oude holle eik op ongeveer 150
meter afstand van de roestplek.
Later legde ik de waarneming voor aan
Willem van Manen, die niet alleen veel velduren maakt, maar ook naar bosuilen
‘kijkt’. Hij had in het voorjaar van 2003 een soortgelijke ervaring in het
Brabantse Liesbos waar hij tweemaal - met een tussenpoos van een paar weken -
een roestende bosuil uit de slootrand joeg. Ondanks dat deze uil blijkbaar
vaker gebruik maakte van een grondroestplaats, was het fenomeen Willem verder
niet bekend.
In de algemene ‘uilenliteratuur’
wordt ook bar weinig vermeld over grondroest. Meestal worden de bekende boomholtes,
ruïnes, zolders en nestkasten als roestplaats genoemd (Mebs 2000, Glutz von
Blotzheim 1994). Deze laatste noemt echter ook ‘bodengestrupp’
(bodemstruikgewas) als mogelijke roestplaats. Er wordt helaas niet naar
onderzoek verwezen waarin dat laatste ook daadwerkelijk is geconstateerd. Fred
Koning en Gert Bayens geven in hun nog steeds onvolprezen studie Uilen in de
duinen wel aan dat bosuilen af en toe op de grond broeden. Zij kwamen op 229
onderzochte nesten 4 keer tegen.
Nieuwe waarneming
Het fenomeen was wat naar de
achtergrond gezakt, toen ik er in 2012 op een andere locatie opnieuw mee te
maken kreeg in de boswachterij Veenhuizen. Op 26 april stuitte ik in een open
beukenvak, bij een voormalige nestboom van een boommarter, op twee (mogelijk
drie) grote donsjongen van een bosuil. De jongen waren op dat moment een week
of vier oud. De volgende dag bezocht ik de nestboom nogmaals rond een uur of
tien in de ochtend. Het vrouwtje was toen aanwezig op het nest.
Nadat ik een uur of drie later klaar
was met mijn andere veldwerkzaamheden, wierp ik nogmaals een blik op de
nestboom. De adulte vogel was verdwenen, maar de jongen lieten zich niet zo
prominent zien als de vorige dag. Bij het doorsteken van het belendende bosperceel met sitkasparren (kale stammen tot
vlak onder te top) van circa dertig jaar oud, vloog een bosuil op van de grond
en ging enkele tientallen meters verderop in een spar zitten waar ze luid
krijsend werd verwelkomd door een paar gaaien.
De roestplaats bestond uit een holte
op de grond onder de stobbe van een omgezaagde sitkaspar. Rond en in de holte
lagen drie braakballen, een teken dat deze roestplaats vaker werd gebruikt.
Deze roestplaats was enigszins vreemd omdat in het beukenperceel van de
nestboom enkele holle beuken staan die zeer geschikt zijn als dagrustplaats
voor een bosuil. Een van de holtes was op dat moment bezet door een paartje
zwarte spechten. Er waren op dat moment geen aanwijzingen voor de aanwezigheid
van een boom- of steenmarter. Twee dagen later was het uilennest trouwens
verlaten. De jongen werden vreemdgenoeg ook niet meer in de buurt gevonden of
gehoord. Er werd overigens ook geen enkele aanwijzing gevonden voor predatie
van het nest.
Anekdotische waarnemingen
Opnieuw wakkerde deze waarneming de
nieuwsgierigheid aan naar het hoe en het waarom van ‘grondroest’. Daarom heb ik
een aantal mensen benaderd die in hun carrière de nodige velduren hebben
gemaakt. Ook dan blijft de spoeling dun
als het gaat om op de grond slapende bosuilen. Herman Feenstra trof eens een
‘grondroestende’ bosuil aan in de noordrand van het Fochteloërveen tussen wat
opslag van jonge grove dennen. Rob Bijlsma liet desgevraagd weten nog nooit op
de grond slapende bosuilen te zijn tegen gekomen. Wel stuurde hij een paar
artikelen op waarin iets wordt gezegd over keuze voor roestplaatsen.
Hendrichsen et al (2006) beweren dat bosuilen hun roestplaats dusdanig kiezen
zodat de kans op ‘mobbing’ zo klein mogelijk is. Mobbing (pesten in een groep)
is een bekende anti-predator strategie van veel vogels. Sunde et al (2003)
onderschrijven dat in hun onderzoek nog eens. Maar juist van bosuilen met
onvolwassen jongen wordt gezegd dat ze hun roestplaats minder opzichtig is dan
van (jong) volwassen vogels. Van de 2140 onderzochte roestplaatsen bevond de
uil zich in 99% van de gevallen op een hoogte tussen de 0,2 en 25 meter in een
boom. Helaas wordt van de ruim 20 gevallen die buiten die marge vallen niet
vermeld waar de roestplaats zich wel bevindt.
Hoe dan ook, de hierboven beschreven
waarneming bewijst dat een overdag zichtbare bosuil niet lang onopgemerkt
blijft bij andere vogels. Een soortgelijke ervaring had ik lang geleden in de
Bialowieza waar een openlijk zichtbare laplanduil voortdurend werd gepest door
een stel gaaien. Mogelijk ligt hier een gedeeltelijke verklaring voor de
incidentele keuze voor een ‘grondroestplaats’. Voor pestkoppen als gaaien en
merels is een grondroestende bosuil waarschijnlijk minder zichtbaar en dus
minder bedreigend en kiezen bosuilen bij gebrek aan beter voor een
grondroestplaats. Bij de waarneming van Willem van Manen in het Liesbos was er
echter geen sprake van een nest en bij het hierboven beschreven geval in 2012
waren en voldoende holle bomen in de buurt beschikbaar. Er lijkt verder ook
niet veel voordeel te zijn bij het slapen op de grond boven de meer reguliere
roestplaatsen. Maar beter is het om te zeggen, we weten het (nog) niet…
Slaapplek van een bosuil in Berkenheuvel (jan, 2016) |
Naschrift 2016
Tijdens een diersporenexcursie in het
Drents Friese Wold op 2 januari 2016 zagen we vlak langs een wandelpad en
bosuil opvliegen die bij nader inzien, aan de andere zijde, onder een sparretje
op de grond zat te slapen. Er waren verder geen braakballen aanwezig wat
suggereert dat de bosuil in kwestie de slaapplek niet heel frequent gebruikt.
Dankwoord
Met dank aan Willem van Manen en
Herman Feenstra voor hun waarnemingen en Rob Bijlsma voor het toezenden van
enige literatuur.
Bovenstaand artikel is verschenen in Uilen 3, 2012.
Literatuur
Glutz
von Blotzheim, U.N. 1994. Handbuch der Vogel Mitteleuropas. Band 9: 579-611.
Aula – Verlag Gmbh.
Hendrichsen, D.K., Christiansen, P.,
Nielsen, E.K., Dabelsten, T. and Sunde, P. 2006. Exposure
affects the risk of an owl being mobbed – experimental evidence – J. Avian
Biol. 37: 13-18
Koning , F.J. en Bayens. G. 1990.
Uilen in de duinen: 55-77. KNNV Uitgeverij.
Mebs, T. en Scherzinger, W. 2004.
Uilen van Europa: 226-247. Tirion Uitgevers.
Sunde P., Bǿlstad, M.S and Desfor,
K.B. 2003. Diurnal exposure as a risk sensitive behavior in tawny
owls Strix Aluco? – J. Avian Biol. 34: 409-418
Geen opmerkingen:
Een reactie posten