zondag 17 mei 2020

De Heukels' blues


‘Wat is er met jou aan de hand? Jij bent toch van de zoogdieren, vogels en sporen?’ Blijkbaar zit ik in een of ander natuurhokje. Misschien is het daarom wijs om te melden dat ik nieuwsgierig ben naar veel en altijd honger heb. Maar dat ik ook naar planten kijk, was voor sommigen blijkbaar een schok. Vroeg of laat komt iedere naturalist in aanraking met planten, helemaal als je verzeild raakt in ‘het natuurbeheer’.

Wilde peen.
Mijn liefde voor planten is vermoedelijk ontstaan op de laboratoriumschool waar we in de opdracht van de legendarische biologiedocent Paul Cortel planten moesten determineren met behulp van een Heukels’ flora. Voor de meeste van mijn klasgenoten is dat waarschijnlijk de aanleiding tot een levenslang trauma geworden, maar ik vond het prachtig al snapte ik eerlijk gezegd ook geen zak van al die botanische termen. Gelukkig verklapte Paul - we mochten hem bij zijn voornaam noemen, iets wat je bij de chemiedocenten niet moest flikken - na niet al te lang aandringen vrij snel om welke plant het ging. ‘Zoek maar eens bij wilde peen.’ In de Oecologische Flora konden we vervolgens opzoeken wat de plant in kwestie zo bijzonder maakte. En vooral de 'verhalen' over planten in dat boek vond ik fantastisch.

Terschelling


Dennenorchis.
Niet veel later was ik in de zomermaanden voor de Waddenvereniging actief als gids op Terschelling en een van die zomers was ook Diederik van de partij. En Diederik, ik ben zijn achternaam helaas vergeten, was niet zoals ik vogelaar, maar botanist. Met de Heukels’ in de hand ging hij over het ganse eiland en bracht de ene na de andere bijzondere plant op naam. Van de vondst van stijve moerasweegbree, dennenorchis en groenknolorchis herinner ik me vooral het verrukte gezicht van Diederik. Hij probeerde me het Heukeliaans ook te leren, maar hoe graag ik het ook wilde, het lukte me niet. Steeds liep ik weer vast aan het begin van de determineersleutels omdat ik niet zag of de plant nu aanliggende of afstaande haren had. Want de aanliggende haren staan soms best een beetje af.

In een poging de Heukels wél onder de knie te krijgen, ging ik planten terug determineren. Van soorten die ik goed kende, probeerde ik de in de Heukels genoemde kenmerken te onderscheiden. Maar zelfs met de hulp van de Botanische termenlijst, een uitgave in de gewichtige reeks Wetenschappelijke mededelingen van de K.N.N.V., kwam ik er meestal niet uit. Ondertussen had ik van het geld dat ik verdiende met het bespannen van tennisrackets bij Smit Sport in Delfzijl de eerste vier delen van de Oecologische Flora van Eddy Weeda en vader en zoons Westra gekocht. Daarin stonden gelukkig kleurenplaatjes en bladerde ik net zo lang totdat ik de betreffende plant dacht gevonden te hebben. Helaas ontbrak het vijfde deel nog, waardoor de grassen, zeggen, russen en orchideeën nog even terra icognita bleven.

Bittere veldkers


Tijdens mijn opleiding natuurbeheer aan het Van Hall instituut in Groningen moest ik er opnieuw aan geloven. Bij een aantal modules, maar bij veel te weinig naar mijn smaak, moesten er planten gedetermineerd worden. Met de Heukels… Mijn blauwe exemplaar had ik inmiddels ingeruild voor een nieuwe versie met een rode kaft, maar eenvoudiger werd het er niet van. Blijkbaar had ik er geen talent voor, maar tijdens veldexcursies in de Drentse Aa sprokkelden we wel een mooi plantenlijstje bij elkaar. Met dank aan Dirk (sorry, weer geen achternaam) die een vooropleiding als hovenier had en veel planten uit zijn hoofd kende. De paarse helmknoppen van de bittere veldkers vergeet ik nooit weer. 
Uit pure wanhoop ging ik daarna een plantencursus volgen bij de KNNV in Groningen, in de hoop dat daar een heldere geest te treffen die met het determineren met de Heukels kon leren. Ik vermoed dat het ook daar niet lukte, want ik herinner me weinig van de cursus anders dan dat ik voor het eerst zwarte rapunzels langs de Drentse Aa zag en dat de cursusleider bijna in extase vertelde over het muizenstaartje. Weer zo’n mooi verhaal, een plantje dat vooral staat op dammen naar boerenland.
Daarna heb ik nog veel geleerd over zilte vegetaties van Liesbeth Bakker en Almira Siepel, twee toenmalige ecologiestudenten waarmee ik een paar maanden op Schiermonnikoog vertoefde. Voor ons onderzoek moesten we hele lappen kwelder inventariseren en dan rammen de kwelderplanten er vanzelf in. En tot slot, van mijn collega Roelof Blaauw leerde ik nog weer later de bijzonderheden van de Drentse flora kennen. Kortom, het kijken naar planten doe ik al mijn halve leven. Maar determineren met de Heukels kan ik nog steeds niet (echt).

De typische bloeiwijze van de zeewolfsmelk.

Zeewolfsmelk

Tijdens ons verblijf op Rottumerplaat moest ik echter met de billen bloot. Er werd van ons verwacht dat we een zo compleet mogelijke plantenlijst zouden aanleggen. Daar had ik wel wat buikpijn over. Want nu was er niemand die ik kon inschakelen als ik er niet uitkwam. Nicolette is ook geen kenner van wilde planten. Er zat dus niets anders dan planten die ik niet (her)kende op de ouderwetse manier op naam te brengen. Dus een hoop bladeren in de Oecologische Flora en af en toe gefrustreerd de Heukels weer in de hoek smijten als ik er niet uit kwam. Iemand noemde dit blijkbaar bekende fenomeen op het forum van waarneming.nl waar ik beschaamd af en toe een vraag postte de Heukels' blues.
Maar tot mijn grote verbazing zaten er in mijn hoofd wel allemaal luikjes met daarachter een soort fotografische herinnering. Kleine ruit bijvoorbeeld, een vrij zeldzame plant die onder meer in de duinen voorkomt, had ik nog nooit in het echt gezien, maar toch zaten die naam en het uiterlijk ergens in mijn hoofd. Het vele bladeren en lezen in de Oecologische Flora had zijn vruchten afgeworpen.
Met ontzettend veel plezier brachten we op het eiland bijna 150 soorten op naam, waaronder vele soorten die ik voor het eerst bewust zag. Het prachtige grasje dunstaart bijvoorbeeld. Of zeewolfsmelk. Dat gaf weer aanleiding tot een gevoel alsof ik een ketel met kabouterbier was gevallen. Wat een heerlijkheid! Al die verhalen die er weer bij te lezen waren, al die verschillende strategieën die planten hebben bedacht om precies op dat ene plekje uit de voeten te kunnen, maar bovenal wat een lol om naar al die prachtige verschijningsvormen te kijken.  
Nadat we waren teruggekeerd in de bewoonde wereld, wilde ik het ‘botaniseren’ niet laten versloffen. Ik sloot me aan bij de Florawerkgroep van IVN Zuidlaren, meldde me aan als lid van Floron en ging in augustus mee met een excursie van de Werkgroep Florakartering Drenthe onder de bezielende leiding van Ben Hoentjen. Net buiten Norg kamden we een floristisch wat onbeduidend kilometerhok uit, maar kwamen uit op een respectabel aantal van 226 verschillende plantensoorten. Wat een weelde!

De Eggelte


De nieuwste 'Eggelte' (links) en de nieuwe Heukels' Flora. 
Tijdens die excursie zag ik iemand met een ander determinatieboek lopen, de veldgids Nederlandse Flora van Henk Eggelte. Verrek, die had ik toch ook in de kast staan? Thuis sloeg ik het open en realiseerde me dat ik totaal was vergeten dat het bestond, dat ik er al mee had gewerkt en dat het me zowaar ook was gelukt om er planten mee op naam te brengen. Mijn geheugen is na mijn veertigste blijkbaar opgehouden fotografisch te zijn.
Hoe dan ook, de laatste weken heb ik de nieuwste versie weer volop in het veld gebruikt. Maar ook met de ‘Eggelte’ kom ik er niet altijd uit, maar vaak wel een stuk verder dan met de Heukels. En met de combinatie van al die literatuur en met de hulp van moderne determinatiemiddelen als Obsidentify en de uitgebreide info op www.verspreidingsatlas.nl wordt het steeds leuker en makkelijker.
Kan de nieuwe Heukels dan bij het oud papier? Nee natuurlijk niet. Dit stukje is ook helemaal niet bedoeld ter aanprijzing van het een of afkeuring van het andere. Het is niets anders dan een wat lange poging om aan te geven dat er helemaal niets met mij aan de hand is en ik me, ondanks de Heukels blues, buiten kostelijk vermaak met de bloemetjes én de bijtjes.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten