Groesbeekse bossen.
Zo’n dag dat je opstaat en denkt, wat is er vannacht gebeurd? Alles voelt zwaar, lijf, leden, gemoed. Het bed lijkt de beste plek is om de rest van de dag door te brengen. Maar Calvinisten als wij zijn, we zijn niet naar Beek afgereisd om in bed te blijven. Er moet genoten worden.
Gelukkig heb ik dit vaker meegemaakt. Na het ontbijt, sleep ik me daarom toch maar naar buiten. De eerste kilometers voelen echter als straftraining. De dikste boom van Nederland waar ik me op verheugd had, wil ook al niet echt meewerken. Ik vind de De Dikke Boom van Mensinge dikker. Punt. En ik had me verheugd op koffie met gebak bij hotel Erica. Blijkt het een of ander viersterren-ding te zijn met obers in pinguïn-pak. Als we naar binnen willen gaan wordt er net een keurig uitziende heer geïnterviewd door de lokale of regionale televisiezender. De meneer kijkt heel belangrijk in de camera en daarom proberen we een andere ingang te vinden. We willen zijn moment of fame niet verstoren.
Uiteindelijk nemen we toch de belangrijke-mensen-ingang en raken verzeild in een eindeloze stroom grijze pakken-zegelring-mannen en vrouwen met wollen jurken, parelkettingen en lakpumps. Het blijkt de nieuwjaarsbijeenkomst van de serviceclubs uit de Euregio te zijn. We vragen een van de pinguins of we in het restaurant een kop koffie mogen drinken. De ober kijkt ons aan alsof we van een andere planeet komen, maar met een wat onduidelijk handgebaar laat hij ons door.
Binnen is er stress. Een van de pinguïns schreeuwt in de telefoon dat ze zich bij de receptie maar even moeten redden. ‘Wij zijn nu met die 300 man bezig, ja!’ Vooral dat ja, maakt me ineens heel vrolijk. Daar kan ook de nulsterren-appeltaart (zo uit de diepvries en waterig als een meloen) niets meer aan veranderen.
Door dit avontuur ben ik zoals gezegd ineens een stuk opgewekter. We besluiten prompt een groot rondje te maken via de Groesbeekse bossen, landgoed Nederrijk en de Duivelsberg. Buiten de gemarkeerde wandelroutes komen we nauwelijks mensen tegen. Grote bonte spechten roffelen al en boomklevers joelen het voorjaar tegemoet. Inderdaad de zon schijnt uitbundig.
We zien hoe een specht een dennenappel meeneemt naar de topje van een grove den en hem daar vakkundig in een mik propt. Vervolgens begint hij fanatiek op de appel in te hakken. Ik kijk onder de boom en vind maar een aangepikte kegel. Blijkbaar is dit niet zijn vaste hakboom. We zijn even stout en volgen een paar wissels waardoor we een ree opschrikken. We zien het beest richting provinciale weg rennen en zij kwaad op onszelf. Niet van het pad af als het niet nodig is, helemaal niet op zondagmiddag als de halve wereld met zijn loslopende hond in het bos is. Gelukkig keert de ree met een grote boog terug. Even verder vinden we alsnog de vaste spechtensmidse. Een stuk of honderd dennenappels onder de boom vertonen duidelijk sporen van pikgeweld.
Even verder zitten we duidelijk weer op een gemarkeerde route. Het aantal vogels neemt af, het aantal mensen toe. Op de Duivelsberg staan de auto’s in lange linten langs de weg. Bij het pannenkoekenhuis zitten mensen in zondagse kleren zelfs buiten hun koffie te drinken. Binnen is het stampvol.
De middag loopt op zijn eind. De winterzon werpt een laatste gloed op de rechte beukenstammen. We lopen Beek weer binnen en zijn na twintig kilometer nog verbazend fit, alsof we net een uitstekende nacht achter de rug hebben…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten