maandag 10 mei 2010

Treinleed

Vandaag weer eens aan den lijve ondervonden hoe fietsonvriendelijk de NS is. Ik wilde via het Fochteloƫrveen, Drents-Friesche Wold en het Dwingelerveld naar Beilen fietsen om daar de gele rups naar Groningen te pakken. De veertig kilometer extra van Beilen naar Groningen werd me net iets te gortig, de teller stond immers al op 98. Het lijf moet wel de tijd krijgen te wennen aan dergelijke overdreven inspanningen.

Beilen dus, 16.15 uur. Op het speciale NS-fietskaartje dat ik koop, staat dat de fiets niet mee mag in de spits, niet voor 9 uur en niet tussen 16.30 uur en 18.00 uur. Gelukkig is het nog geen half vijf. Het speciale ‘fietsgedeelte’ is tjokvol. Er staan twee fietsen en een stuk of acht mensen. Met passen en meten konden mijn Cube en ik er nog bij. Ik moet de remhandels permanent inknijpen om niet voortdurend tegen de schenen van het aardige meisje achter me te botsen. Het lijf schrap gezet om de schokken van de trein een beetje soepel op te vangen.

In Duitsland en Zwitserland, ja zelfs in de Arriva-boemels, is het trouwens een stuk beter geregeld. Daar zijn de fietsgedeeltes zo ingericht dat je je karretje vast kunt zetten. Bovendien is er voldoende ruimte. In de Koplopers van de NS heb je een soort fietsenrek (voor 2 fietsen!) die geen enkele steun bieden voor je fiets.

Assen, 16.33 uur. Er moeten een stuk of twintig mensen uit, maar het fietsbalkon staat zo vol dat ik de eerste in de rij adviseer de andere uitgang te nemen. Maar de mensen achter haar zijn niet van plan tien meter extra te lopen. Er rest me niets anders dan de fiets weer uit de trein te laden en iedereen netjes in- en uit te laten stappen. Twee dames met een vouwfiets zien blijkbaar niet dat ik ook sta te wachten en nemen de zojuist op het balkon vrij gekomen ruimte snel in. De conducteur blaast in de verte op zijn fluitje. Beteuterd vraag ik of er ook nog bij mag.

‘Van mij wel, maar ik weet niet of het van de NS ook mag’, zegt een vouwfietsmevrouw die het waarschijnlijk niet zo kattig bedoeld. ‘Kijk maar’, zegt ze wijzend op een sticker naast de deur, ‘je mag je fiets niet meenemen in de spits.’

‘Ja, maar er staat niet wanneer het spits is’, zegt het aardige meisje om me te helpen.

‘Op mijn kaartje staat dat het tussen 16.30 uur en 18.00 uur spits is’, zeg ik braaf. ‘Maar moet ik dan hier in Assen uitstappen en anderhalf uur wachten?’

‘Ik denk het wel’, zegt de vouwfietsmevrouw iets te gretig wat mij betreft.

Ik word verder gedoogd, al is het wel wat onhandig. De vouwfietsmevrouw staat van het ene op het andere been te dansen en botst voortdurend tegen de uitstekende onderdelen van mijn fiets. Ik voel me steeds ongemakkelijker. Op het balkon zit een lotgenoot. Hij zit rustig in een boekje te lezen en gebaart gemoedelijk dat ik me niet druk moet maken.

In Haren houd ik het niet meer uit. Mijn vingers zijn totaal verkrampt van het inknijpen van de remmen. Van die tien minuutjes treinen krijg ik bovendien meer spierpijn in mijn lijf dan van bijna 100 kilometer fietsen. In Haren vlucht ik daarom de trein uit. Het laatste stukje fiets ik wel naar huis. Zo kom ik zelfs nog boven de 100 fietskilometers vandaag. 105 om precies te zijn! Met dank aan de NS.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten