De kat (links) en de haas. |
Bij thuiskomst vertel je wat je hebt gezien op je vakantie ergens in Azië: een tijger! Echt FAN-TAS-TISCH. Aan de nadruk waarmee je de woorden uitspreekt, merk je zelf dat de kick van de echte waarneming al begint te vervagen. Jammer eigenlijk.
Maar er is hoop. Ik merk dat beesten die ik niet gezien heb langer bij me blijven, dan de dieren die ik wel in levende lijve heb aanschouwd. Ik wandel bijvoorbeeld nog elke dag even met deze das naar de grote trosbosbes waar we allebei van snoepten. Hij (of zij) ietsje lager dan ik. En geregeld komen de kat en de haas even langs waarvan ik onlangs de schedel vond.
De vindplaats was opmerkelijk voor een kattenschedel, althans dat vond ik in eerste instantie. Een bosje in het midden van niets. Maar ook al die verwilderde katten gaan natuurlijk ooit en ergens dood. Een halve meter verder op lag een hazenschedel. Wat was het verband tussen die twee schedels of was het toeval? De kat en de haas... Het verhaal was begonnen. Ik kwam steeds dichterbij twee dieren die ik nooit in levende lijve heb gezien. De werkelijkheid deed er steeds minder toe.
Een echte wetenschapper zal ik dan ook wel nooit worden. Mijn vader had dat al veel eerder door dan ik en het ideale beroep voor mij bedacht: FANTAST.
Er lopen meer fantasten rond en die rooien het best. (zegt iets over mijzelf)
BeantwoordenVerwijderen