donderdag 20 oktober 2016

Dassen nemen de wereld over...

Jacht op de das in de 19e eeuw. Gravure uit Engeland. Kunstenaar onbekend. 
In De das is terug. En dat vreet aan boeren. (NRC Next 20 oktober 2016) komen meerdere mensen aan het woord die niet gecharmeerd zijn van de wederopstanding van dit prachtige dier. Er worden voorstellen gedaan als ‘afschieten’, het ‘aantal dassen terug te brengen’ en ‘beheer’. Daarmee bestaat de kans dat de geschiedenis zich herhaalt.
   In 1959 hielden de heer Van de Peppel en Van Wijngaarden immers een schouw door Drenthe om in kaart te brengen waar de das de intensieve vervolging van de decennia daarvoor had overleefd. De conclusie: nergens. Op 1 plek na. In Westervelde rapporteerden ze ‘de laatste belopen dassenburcht van Drenthe’.

Bezit
Deels op eigen kracht en deels door herintroductie in de jaren tachtig is de das terug gekomen. Fascinerend is dat ze de plekken terug vonden waar hun voorouders in de eerste helft van de twintigste eeuw ook woonden. De nieuwe dassen troffen echter een totaal ander landschap aan dan een halve eeuw geleden.  Bijna elke vierkante meter was op de schop geweest en werd door iemand als zijn bezit beschouwd. Maar net als mensen, zijn dassen inventief. Ze benutten nieuwe kansen en schakelen over op nieuwe voedselbronnen. Alleen het wennen aan het moderne verkeer lukt nog niet echt.  
   Er zijn meer soorten die de uitroeiingsgolven van de vorige eeuwen hebben overleefd. Ze komen terug en zoeken in dat, door de mens, totaal veranderde en in beslag genomen landschap een plek. Het is bewonderenswaardig dat ze dat lukt in een tijdperk dat door de geoloog Alexei Pavlov als eerste het antropoceen werd genoemd. Maar blijkbaar is deze natuurlijke ontwikkeling zo bedreigend voor het welbevinden en de welvaart voor onze eigen soort, dat de roep om beheer en beheersing van populaties van andere diersoorten toeneemt. Dieren mogen er zijn, maar we moeten er geen last van hebben.

Dood?
Ja, het is vervelend als er zand in je wintervoer voor de koeien zit. Ja, het is vervelend als dassen (of konijnen) laatste rustplaatsen van geliefde nabestaanden ondermijnen. Ja, het kost geld als dassen een deel van je mais opeten. Maar dat proberen we als beschaafde soort toch op een beschaafde manier op te lossen? Niet alles waar we een beetje last van hebben, hoeft toch meteen dood?
   Misschien is het nog beter en rustgevender om te stoppen met de te denken dat de diersoort mens het middelpunt der dingen is. Melkveehouder Berend Kramer vindt bijvoorbeeld dat de das ‘geen toegevoegde waarde’ heeft voor het menselijke genot van de natuur.  Boer Driessen vergelijkt dassen met het vee van zijn buurman omdat ze ooit de overheid zijn uitgezet. Deze meningen laten zien dat we alles in de hand willen hebben, dat de mens boven de natuur staat en blijkbaar alles dient te gebeuren als het zijn of haar genot maar ten goede komt.
   Ik vrees dat dit een volstrekt onhoudbare ideologie is. Het genot van natuur is geen recht, het is een gift. Datzelfde geldt voor het gebruik van het land. De Engelse schrijver Robert Macfarlane schreef in zijn boek The wild places: ‘Er bestaat een continuïteit tussen het wezen van mensen dat van andere diersoorten. (...) Dieren bewegen zich voort in patronen die veel ouder zijn de geschiedenis.’ Met andere woorden, met het voortdurend bestrijden van andere diersoorten, bestrijden we in wezen onszelf.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten