vrijdag 13 september 2013

Reisbrief #4 - Gaaien en beren

Oud open dennnbos rond Goljan.
Na de lege en verlaten hoogvlaktes wilden we graag de oudere bossen van Scandinaviƫ bezoeken. Als je in het midden van Noorwegen blijft hangen kom je terecht in Gutulia en Femundsmarka. Onze uitvalsbasis was een hutje uit 1830 in Elga, een dorpje waarvan de hoofdstraat doodloopt op het meer. Het is de zuidelijkste regio in Noorwegen waar de Sami hun rendieren houden. Met name in Gutilia gingen we op zoek naar de taigagaai, maar de enige aanwijzing voor zijn bestaan waren de veren die een havik achterliet (zie ook mijn blogje hier). De sparren en dennen bereiken hier respectabele leeftijden van een paar honderd jaar, maar zijn lager en dunner dan de naaldbomen in onze bossen.

In de Femundsmarka maken we een prachtige tocht van drie dagen. We slapen onder meer in de Rovollen-hut van de DNT, een van de weinige plekken midden in het gebied waar je kunt overnachten. Nicolette vindt er een borstveer van een auerhaan, we verwonderen ons over de kracht van bevers die bijna alle berken langs de beek hebben geveld en we verbazen ons over de pestvogels. Zo zuidelijk? Maar een stel Zweden die we 's avonds in de hut spreken, kijken er niet van op. 'Bij ons eten ze eerst alle bessen op en poepen dan de hele auto onder', zegte de vrouwelijke helft van het stel met een zuur lachje. Wat een voorrecht lijkt me dat. (Het schijnt trouwens een erg goed bessenjaar in Scandinaviƫ te zijn, dus ik vraag me af of we in Nederland veel pestvogels over de vloer krijgen deze winter.)

Er valt nog zoveel meer te vertellen over deze twee gebieden, maar ik wil het vooral hebben over Fulufjallet, een nationaal park en deels natuurreservaat (dat is niet hetzelfde hebben we gemerkt) in Zweden. De mascotte van het park is de taigagaai en als liefhebber van kraaiachtigen en gaaien in het bijzonder spreekt mij dat natuurlijk erg aan. In het mooie bezoekerscentrum krijgen we goede tips over de te bezoeken gebieden en waar we een goede kans hebben op de taigagaai. 'Op het terras van het restaurant', zegt de beheerder van het bezoekerscentrum met een glimlach.

Ondergroei in naaldbossen met hier grote wolfsklauw
We horen ook het wat treurige verhaal aan over de verwoesting van oude bossen die ook in Zweden nog steeds doorgaat. In Zweden is slechts 3,7% van de bossen beschermd, terwijl ze volgens internationale afspraken in zo´n 20% van hun bossen zich moeten onthouden van oogstactiviteiten. ´Toch denkt volgens hem de hele wereld (en vooral Nederlanders) dat Zweden een  land is dat erg duurzaam met haar bossen omgaat. 'Maar dat is vooral goede marketing´, zegt de overigens goedlachse en terzake kundige man die er eerder uitziet als gitarist van een alternatieve rockband dan als beheerder van een natuurcentrum. We nemen natuurlijk een kijkje bij het restaurant, maar het seizoen is voorbij. Er zijn nauwelijks toeristen en dus is er ook niets meer te snaaien voor de gaaien.

Door spechten uitgepikte keverlarves in 400 jaar oude den.
Gelukkig is er in de bossen aan de zuidrand van Mt Fulufjallet nog veel te genieten. Alleen in de oudere bossen in dit deel van Zweden komt de taigagaai voor en ik hoop nu toch echt eentje te zien. En al na vijf minuten wandelen worden we overvallen door twee van deze prachtige vogels. Het is inderdaad een soort overval. Waar 'onze' gaaien hun aanwezigheid luid roepend kenbaar maken, zijn taigagaaien opmerkelijk stil. Maar hemeltjelief wat zijn ze mooi! De rest van de tocht loop ik met mijn hoofd in de wolken. We bezoeken in het avondlicht (we zijn met al dat sporengezoek en gekoekeloer naar beestjes niet de snelsten) de imposante Njupeskar waterval. Ook mooi, maar die gaaien...

Taigagaai!
De volgende dag lopen we door prachtige oude bossen rond Goljan. We schieten weer voor geen meter op. Er is zoveel te zien. We doen vier uur over zeven kilometer. Het is bijna bizar om naaldbossen te zien met zo'n weelderige ondergroei. Vijftien jaar geleden viel hier trouwen op een dag zoveel regen dat een vloedgolf van zes meter hoog een deel van de dertig meter hoge bomen als luciferhoutjes meesleurde en in de benedenloop als een soort reuzenmikado weer neerlegde. 

Tot slot, moet ik nog iets bekennen. Ik heb als spoorzoeker mijn meerdere gevonden in Nicolette. Zij vindt de meeste veren en zag ook als eerste een losse berenkeutel aan de rand van het pad liggen. Even verderop vonden we vervolgens een grote hoop drollen met veel haar en bessen. Dat je zo blij kunt worden van een hoop poep...
Shit. Van een beer. 
Het was al schemerig toen we terugreden naar onze uitvalsbasis Sarna. Ik kon nog wel zien hoe langs de weg een tak van een berk hevig heen en weer bewoog. Toen we stopten, zag Nicolette een elandkoe staan. Het geschud van de takken werd echter veroorzaakt door een hen van een auerhoen die waarschijnlijk al 'op stok' was gegaan en nu wat op de grond liep te scharrelen. Toeval bestaat. Echt. Mazzel ook trouwen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten