zaterdag 3 november 2012

Natuurspoorjournaal #24 - Het betere splijtwerk

De zaadschubben van de sparrenkegel worden door de kruisbek in 2en gespleten. Daarna worden de zaden er tussenuit gegeten. 
De regen is nog ver. De naarbuiten-drang dichtbij. Voordat de nattigheid toeslaat struin ik daarom met het Trio LMNique (een verklaring van deze cryptische omschrijving is op aanvraag beschikbaar en heeft geen enkele link met het Griekse muziektrio dat in de jaren zeventig bekend werd met het liedje Zorba's dans) een rondje langs het Noordsche Veld. Het fijne van struinen is dat er geen doel is, alles wat op je pad komt is goed.

We stonden na de dassen-modus een tijdje in de eekhoorn-modus. Zochten naar afgegeten sparrenkegels en pijnigden onze nekken bij het speuren naar nesten. Ergens aan de rand van het bos zagen (of beter we hoorden het eerst) we met enige regelmaat een kegel uit de boom vallen. Eekhoorn? Nee, kruisbekken! Ze hingen aan de kegels zoals koolmezen aan een vetbol. Met die typisch gekruiste snavel wipten ze de schubben van elkaar om bij de zaadjes te kunnen. Blijkbaar ontstaat tijdens die handeling dat typische vraatbeeld, alsof iemand met een klein schaartje de schubben precies in tweeën heeft geknipt.

Als je geluk hebt, zijn alle schubben van zo'n knipje voorzien. Maar de kegels hangen inmiddels zo los, dat ze er vrij snel af vallen. Als je onder zo'n boom staat waar een paar kruisbekken aan het werk zijn, moet je bijna een helm op. De kegels, die van zo'n 20 meter hoogte vallen, veranderen in projectielen. Geregeld zie je sparrenkegels dan ook rechtop in de grond staan. Alsof er iemand speciaal voor is aangenomen. Een kegelplanter. Lijkt mij een fantastisch beroep trouwens.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten