Dunnen? Waar is dat nu goed voor? Het geeft alleen maar lawaai en rotzooi. En al die takken die blijven liggen, het lijkt wel een slagveld! Allemaal waar. Een bos ziet er na zo’n dunning niet al te fraai uit. Waarom doe je het dan?
Ik werd deze week weer volop geconfronteerd met deze vraag. In het bos van het Noordsche Veld staat zo’n dunning, het machinaal kappen van een groot aantal bomen, op het programma. Sommige mensen denken dat het oogsten en verkoop van hout het hoofddoel is. Er wordt ons wel eens verweten dat het verdienen van geld boven natuurwaarden gaat. Waarom kap je anders gezonde bomen van meer dan zeventig jaar oud?
Voor die natuur. Bijna alle bossen in Nederland zijn tussen de zeventig en honderd jaar geleden aangelegd. Met maar een doel: houtproductie. Omdat naaldbomen over het algemeen veel sneller groeien dan loofbomen werden bijna overal akkers van sparren en dennen geplant. Soorten uit de meest verre uithoeken van de wereld. Van nature komen er geen naaldbomen in Nederland voor, op de grove den na. Ooit was een groot deel van Nederland juist bedekt met uitgestrekte loofbossen. Boomsoorten als linde en eik maakten de dienst uit. Maar dat was ooit.
Andere belangen
In de loop der jaren zijn andere belangen een rol gaan spelen in onze huidige bossen. Een meer natuurlijke ontwikkeling en recreatie bijvoorbeeld. We bedachten dat het zinvol was een vleugje van die vroegere bosrijkdom, voor zover dat kan, terug te brengen. Daarvoor heb je meerdere mensenlevens nodig. Een beetje bos doet er 300 jaar over om tot wasdom te komen. Hoe meer variatie er in zo’n bos is (nat, droog, hoog, laag, open, dicht) hoe meer planten en dieren dat over het algemeen aantrekt. De sparren- en dennenakkers (die ook hun specifieke natuurwaarden hebben!) die er waren, ontberen deze variatie meestal. Ooit werden er 4000 boompjes op een hectare geplant, zodat er zoveel mogelijk bomen met zo recht mogelijke stammen zouden groeien.
Maar natuur is meetal niet gebaat bij orde. Daarom dunnen we, eens in de vijf jaar gemiddeld, totdat er zo’n 60 tot 80 bomen per hectare over zijn. Of we maken grote stukken kaal. Om ruimte te maken. We laten in het begin een chaos achter, maar al snel krijgen andere boomsoorten, struiken en planten een kans om te kiemen en te groeien. Meestal is na twee jaar niets meer van die chaos te zien.
We laten bewust ook stukken dicht bos staan, want ook dat heeft zoals gezegd zijn waarde. Is het niet voor de natuur dan is het wel voor de mensen. Vooral kinderen vinden zo’n dicht naaldbos spannend. Een sprookjesbos, hoorde ik laatst.
Sprookjesbos
Voor mij ziet een sprookjesbos er anders uit. Dat beeld zie ik voor me in Polen, de Bielowieza om precies te zijn. Hier vind je eiken van 300 jaar oud en lindes waar je met vijf mensen met gespreide armen omheen kan staan zonder elkaars handen te raken. Die woudreuzen gaan ook een keer dood en vallen om. Het uitgerukte wortelstelsel heeft een kuil achtergelaten dat volgelopen is met water. Er zitten kikkers en salamanders in. De stam is in bezit genomen door honderden paddenstoelen. Een specht heeft een stuk opengehakt op zoek naar vette keverlarven. Er ligt wel dertig tot vijftig procent dood hout in dat bos, maar dat merk je eigenlijk niet. Sterker nog je, geniet enorm van die dode stammen die bedekt zijn met mossen in tientallen kleuren groen.
Nederland is geen Polen, en het Noordsche Veld geen Bielowieza. Dat snap ik ook wel. Het Noordsche Veld-bos is nu echter zo mooi omdat mijn collega’s daar de afgelopen twintig jaar met veel liefde en zorgvuldigheid hebben gewerkt. Hadden ze dat niet gedaan, dan hadden we nu door een bos gelopen dat er uit ziet als een maïsveld, alleen met stengels van twintig meter hoog. Zij dunnen ook niet voor het geld, maar voor het bos. Zij werken ergens naar toe. ‘Nog een keer stevig ingrijpen en dan kan het grotendeels zijn gang gaan’, zegt mijn collega Henk. Dan staan er larixen en douglassen van zeventig jaar oud die mogen uitgroeien en uiteindelijk op een natuurlijke manier sterven. Maar veel ouder dan dit zullen ze ook niet worden. Ze halen niet de leeftijd die een eik kan halen. Maar gelukkig staan die soorten klaar om het stokje over te nemen. Ze zijn in de afgelopen jaren stilletjes gegroeid, daar waar ruimte in het bos is gemaakt.
En ja, je kunt ook niets doen en de boel de boel laten. Uiteindelijk krijg je misschien hetzelfde resultaat. Het duurt alleen een paar honderd jaar langer.
De grote bonte specht heeft fors geprofiteerd van het ouder wordende bos in Nederland. Nu is in Drenthe het wachten op zijn kleinere broertje de middelste bonte specht, nog meer een liefhebber van oude gevarieerde loofbossen. In Overijssel bijvoorbeeld en in het Groningse Westerwolde worden ze al geregeld gezien
Geen opmerkingen:
Een reactie posten