dinsdag 25 maart 2014

Wielrenner zonder racefiets

Wielrenner zonder racefiets.
Ik weet het, dit stukje hoort eigenlijk niet thuis op dit blog. Het gaat over fietsen. En ik moet het even kwijt. Ik hou namelijk van fietsen of beter, ik hou van hard en ver fietsen. Toen ik nog jong en heel was, deed ik dat op een racefiets van het merk Koga Miyata. Hij was lelijk oranje met zwart en aan de grote kant. Ik hield van die fiets. Ik was een wielrenner.

Ergens begin jaren nul heb ik die fiets verkocht. Een ongeluk op een kartbaan had gezorgd voor onhelstelbaar nekletsel. Een heftig auto-ongeluk vier jaar later deed er nog een schepje boven op. Mijn aan sport- en inspanning gewende lijf veranderde langzaam in een aardappelzak. Fietsen deed pijn. Schaatsen deed pijn. Hardlopen deed pijn. Alles deed pijn. Behalve op de bank liggen, dat deed geen pijn. In het Beatrixoord leerde ik 'met de pijn om te gaan'. Met dank. Ben ik toch nog ergens heel goed in geworden.

Ik kon zelfs weer een beetje fietsen. Ik kocht een atb, zette er wat 'ontspanningsbevorderende' hulpmiddelen op en ging zelfs weer een beetje hard. Het deed nog steeds pijn, maar pas na 30 kilometer. 'Je moet even wennen', zeiden mensen die me liefhebben, maar een paar duizend kilometer verder doet het nog steeds pijn. Maar inderdaad als ik topfit ben, gaat het 60 kilometer goed.

Fijn. Maar ik miste wel een beetje de heroïek die rond een racefiets hangt.

In 2009 wilde ik het daarom nog 1 keer proberen. Ik kocht een helblauwe en spuuglelijke Giant. Drie keer op gefietst, weken na zo'n tochtje zo duizelig als een tor. Fiets verkocht. Vorig jaar oktober kocht ik in een opwelling een iets minder lelijke Sensa. Eigenlijk best een mooi karretje. Twee keer op gefietst... 44 km in totaal. Beide keren minstens een week lang volledig van de wereld.

Zondag heb ik ook die fiets weer van de hand gedaan. Aan een aardige jongeman die samen met zijn vader en broer mooie tochten ging maken. Zoals ik ook ooit met mijn vader deed.

Zondagavond pakte ik verdrietig een boekje uit de kast. Het had daar al die tijd ongelezen gelegen. Te bang voor de inhoud. Voor de kriebel die het veroorzaakt. Bang voor een te groots verlangen om af te zien of een berg te willen bedwingen op een fietsje van een kilo of acht. Wat dus niet meer kan. Waarschijnlijk nooit meer. Maar het nare gevoel bleef weg. Ik genoot juist enorm van de lenige zinnen die Thijs Zonneveld in Het rode vod had opgeschreven.

De angst was weg. Ik dwaalde in gedachten af naar die heerlijke fietstocht van bijna 50 km die ik 's middags met mijn lieve vrouw had gemaakt. We gingen best hard. Het deed pijn en het donderde boven de stad Groningen, hagelstenen striemden in ons gezicht. Binnen tien seconden was ik zeiknat en kreeg het steenkoud.
   'Zullen we even schuilen', vroeg ik.
   'Kom op, we zijn bijna thuis', beulde zij. Kromgebogen over het stuur, tegen de wind...

Wielrenner zonder racefiets. Het kan. Echt. Het bewijs fietste de hele dag voor me. In een rood jasje.

1 opmerking: