
Dagrustplaats van een houtsnip.
De houtsnip is zijn grote frustratie. Nog nooit is het hem gelukt deze vogel langer dan een fractie van een seconde op het netvlies te houden. Uren, dagen heeft hij al besteed aan het zoeken naar deze sprookjesvogel. Maar als hij er al eentje ziet, is het een door hem opjaagde dier. Twee meter bij hem vandaan slechts en toch zag hij hem niet. Ja, in het voorjaar ziet hij ze genoeg. In de avondschemering vliegen ze over zijn hoofd, luid knorrend, ruime 'achtjes' draaiend boven hun territorium. Maar dat kun je niet schilderen.
Ik vrees dat het een nogal autobiografische roman wordt, maar daar zit natuurlijk niemand op te wachten. Bovendien kan ik totaal niet schilderen. Ik kan me echter zo goed in Erik verplaatsen. Hoe vaak heb ik al niet een houtsnip onbedoeld verstoord (sorry, sorry) als ik door het bos struin op zoek naar holle bomen (boommarters) of dassenburchten. En hoe vaak dacht ik niet: dat ik dat beest niet heb gezien. Net als bij zoveel andere dieren die ik bewonder, moet ik me ook bij de houtsnip tevreden stellen met de sporen die hij achter laat. Zoals zijn dagrustplaats, een bescheiden 'kommetje' voorzien van toiletsporen. Of met een handjevol veren. Meestal een teken dat een havik hem wél heeft gezien...

Veren van een houtsnip.
Aaldrik, ik zou zeggen: schrijven die roman. Mooi gegeven.
BeantwoordenVerwijderenIk heb er denk ik het geduld niet voor. Geniet trouwens wel van jouw boek. Wat een kerel zeg...
BeantwoordenVerwijderen