vrijdag 4 maart 2011

BosBlog (6) - Roofvogels

Ik kijk er ieder jaar weer naar uit, het moment dat ik weer kan beginnen met mijn roofvogelinventarisatie. Ik heb een stuk bos van een paar honderd hectare waar ik voor vijfde achtereenvolgende seizoen probeer de roofvogelbevolking in kaart te brengen. Voor mij hebben anderen dat in hetzelfde stuk bos rond het gevangenisdorp Veenhuizen ook al gedaan. Hierdoor is een telreeks ontstaan van meer dan 25 jaar. Leuk hoor, maar wat heb je daar aan? De wereld staat in brand!
Ik weet het, alles is relatief. In de wereld van de natuur geldt ook, meten is weten. Door jarenlang op dezelfde manier onderzoek te doen, krijg je een goed beeld van de veranderingen in de roofvogelbevolking, maar ook in dat wat er mee samenhangt. De ontwikkeling van het bos bijvoorbeeld of het aanbod van prooidieren. Door in het bos te zijn, merk je sneller op dat er iets geks aan de hand is. Zo vind ik elk jaar in het voorjaar op een vaste plek veren van buizerds. Nu is dat op zich niet gek, buizerds krijgen in het voorjaar een nieuw pak veren. Dat gaat echter heel geleidelijk, waardoor je hier en daar een veer vindt. Dit is anders, er liggen grote plukken vogeljas bij elkaar. Soms vind ik complete of halve vleugels.

Macabere hobby
Eerst dacht ik dat een of andere menselijke onverlaat het op de roofvogels had voorzien. Deze wat macabere hobby, die ook wel roofvogelvervolging wordt genoemd, komt nog steeds voor. Nesten worden doorgeschoten met hagel, dieren worden vergiftigd, gewoon uit de lucht geknald of er wordt op het moment dat de roofvogels net willen gaan broeden elke dag een paar keer tegen de nestboom getrapt. Ook in mijn onderzoeksgebied gebeurt dat af en toe nog. Gewoon om ze een hekel hebben aan andere roofvogels, of omdat ze andere vogels of beesten leuker vinden. Gelukkig is het niet meer zo erg als vijftien jaar geleden, maar toch…
Nee, in dit geval heeft een boom- of steenmarter een op het nest slapende roofvogel verrast en tot prooi gebombardeerd. Dat lijkt mij trouwens geen sinecure. Een havik-vrouwtje bijvoorbeeld weegt bijna anderhalve kilo en heeft een spanwijdte van 1,20 meter. Een boommartermannetje is niet veel zwaarder en zo’n vogel is dus een grote prooi die stevig van zich af kan bijten. Maar blijkbaar heeft de marter het risico op verwondingen er voor over. Van een havik kun je immers een stuk langer eten dan van een bosmuis.

Rustig
Gisteren was echter nog rustig. Mijn twee vaste havik-paren doen wat ze al jaren doen: een van de oude nesten in ‘hun bosvak’ weer opknappen. Toen ik op een van die plekken probeerde te ontdekken welk nest dat was, hoorde ik het vrouwtje zacht protesteren (kek kek kek). Ha gelukkig, ze is er nog. Althans ik ga er maar even vanuit dat het dezelfde is als vorig jaar. Dat zal later in het seizoen duidelijk worden, als ik haar ruiveren kan verzamelen. De tekeningen op die veren is voor elke havik uniek. De verschillen zijn subtiel maar met enige oefening te herkennen. Net als een vingerafdruk zeg maar. Ik kan de veren van dit jaar vergelijken met die van vorig jaar en de jaren daarvoor. Daardoor kun je weer bepalen hoe lang zo’n vogel op die plek broedt.
Twee jaar geleden zat er ineens een ander vrouwtje, op dezelfde plek. Gek toch? Was het oude vrouwtje dood en had het mannetje een nieuwe partner gevonden? Of was het hele paar vervangen? Maar is de havik als soort dan zo specifiek dat alleen dat bosvakje geschikt is voor het bouwen van een nest? Dit zijn vragen die me mateloos boeien. Net als het idee dat havik-veren elk jaar worden vervangen, maar wel altijd hetzelfde patroon hebben. Daarom kijk ik waarschijnlijk zo uit naar het nieuwe broedseizoen. Ik ben dol op verrassingen!



Havik. (foto Jan Duker/ktbc.nl)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten